In vroeger tijden, toen we nog niet meededen aan de Covid-rage, reed ik graag Uber op zondagochtend.
De straten waren verlaten, er waren niet veel concurrenten wakker en je zag de stad langzaam ontwaken.
Als je het tot een uur of acht kon halen zonder een vervelende zatlap van de avond ervoor, dan was alles goed.
Ik werd opgeroepen naar een appartementscomplex en toen ik binnenreed, vertelde de vriendelijke jongeman dat ik zijn neef zou oppikken en dat ie al naar de uitgang aan het wandelen was.
"Het is Diego Sanchez", werd er ook nog aan toegevoegd alsof ik alle inwoners van New Mexico bij naam zou moeten kennen.
Ondertussen passeerde ik een heerschap in een bruin-leren jekker die me vuil aankeek.
Ik keek vuil terug - want zo hoort dat in de Far West - en reed tot aan het appartement van de jongeman waar ik terug gestuurd werd om jekkerman op te laden.
Het individu stapt in en ik zie dat hij zichzelf het baasje vindt. Onsympatieke kerel.
Zonder verdere introductie vindt meneer dat ik mijn job niet goed uitoefen.
"Als jij nu dat Uber-teken een beetje duidelijker aan je voorruit zou hangen hebben, dan wist ik tenminste onmiddellijk dat ik jou moest hebben."
"Ach," zeg ik want het is zondagochtend en ik ben in een goed humeur, "ik heb zo'n vijfduizend klanten gehad over de jaren en niemand heeft daar ooit een opmerking over gemaakt. Dus dat zal nog wel meevallen."
We rijden traag door het uitgestrekte complex maar meneer geeft zo makkelijk niet op.
"En toch vind ik het niet kunnen dat je me zomaar voorbij rijdt, je doet je job gewoon niet goed, hufter!"
Mijn explosieve karaktertrekje waar ik niet zo trots op ben, komt boven en ik trap hard op mijn rem.
Mijn buurman heeft zijn gordel niet aan, want dat hebben patsers zoals hij niet nodig, en hij komt los van de rugleuning. Helaas niet ver genoeg om hem met zijn hersens tegen de voorruit te laten belanden.
Sneller rijden de volgende keer, hou ik mezelf voor.
"Luister eens goed, kereltje," begin ik terwijl ik hem ijskoud aankijk, "Mijn auto, Mijn regels. Je kan nu kiezen: of je houdt die vervelende kop van je dicht of je stapt uit en je gaat een stukje wandelen!"
We staan schaakmat want die testosteronbom wil ook niet zomaar toegeven. Dat zou gezichtsverlies zijn.
"Goed, ik hou mijn mond. Rij maar," zegt ie tenslotte.
Het is stil en daar zitten we als twee standbeelden naast elkaar.
"Luister," zegt mijn passagier, "ik zou overnachten bij mijn neef na een nachtje stappen maar toen was zijn vriendin onverwacht op komst en ik moest eruit want ze mag me niet."
Hij kijkt me oprecht vriendelijk aan.
"Sorry," hoor ik. "Het is mijn dagje niet maar ik zou dat niet op jou moeten uitwerken. Jij doet ook gewoon je job."
Ik steek mijn hand uit; mijn nieuwe vriend vindt dat een goed idee en zo bezegelen we de vrede.
Zo gaat dat tussen mannetjesdieren. Lekker makkelijk.
We praten een beetje want het is een lange rit en ik vraag Diego wat ie doet voor de kost.
"Ik ben een professioneel kooivechter," zegt ie achteloos terwijl ik probeer uit te vinden of ik voor een hartaanval ga of ik anders gewoon zo snel mogelijk en aan hoge snelheid de auto tegen de volgende lantaarnpaal te pletter rijd.
Hoe ik het deed, daar ben ik nog niet achter, maar ik kijk hem neutraal aan en met vaste stem stel ik hem nog wat vragen over zijn tamelijk unieke beroep.
We praten nog heel wat, echt vriendelijke man, en dan is het tijd om Meneer Sanchez aan zijn huis af te zetten. We geven elkaar een hand als afscheid en dan log ik af, parkeer om de hoek en ga op zoek naar Diego op YouTube.
Wat ik zie, doet me beseffen dat ik net een potje wou vechten met een leeuw die twee weken niet gegeten had. Een beetje rustiger, de volgende keer, Jan!!
Diego met de zwarte broek!
2 opmerkingen:
Nounou, daar wil je geen bonje mee!
Voor je het weet zit je in de bajes.
Een reactie posten