Eentje daarvan is dat ik altijd en overal moet stoppen voor reizigers. Misschien hebben ze een slok water nodig, misschien zijn ze de weg kwijt, misschien wil ikzelf gewoon nog een waterkansje maken op een plaatsje in de hemel.
(Bij nader inzien: ik ken niemand in de hemel, dus laat maar vallen, die optie).
Vorige week stopte ik iets voorbij twee verloren zielen die samen een kaart aan het bestuderen waren. Mimi bleef in de auto zitten - ze kent dat hele gedoe ondertussen al - en eenmaal aangekomen bij de twee fietsers, bleek dat ze toch beter was uitgestapt want het waren godbetert twee geelmensjes.
We hielpen ze in de juiste richting - ze reden gewoon van Chinees kamp tot kamp wat een zeer goedkope manier van reizen is - en spraken af voor een lunch op zondag bij ons thuis.
Ik heb altijd al bewondering gehad voor wereldfietsers maar deze twee kerels, een antropoloog van 27 en een arbeider van 22, hadden ook nog eens af te rekenen met de vooroordelen van de Chinese gemeenschap.
Er diende gewerkt te worden bij onze vlijtige mieren in het Oosten; het Pad moest gevolgd worden: beetje studeren, trouwen en kindjes, een huis en verantwoordelijkheid dragen voor je ouders en familie.
Beide fietsers hadden zich afgekeerd van de traditionele manier van denken en dat was hun niet in dank afgenomen.
De heren aten als Vikings en het deed ons plezier hun verhalen te horen.
Daarna bleek ook nog dat onze antropoloog - naast een avontuurlijk man met een beschouwelijke ingesteldheid - een Shaolin Kung Fu meester was.
die ons 1 van de basisbewegingen van Kung Fu toonde:
Dit was het enige moment dat Mimi niet actief deelnam aan de gesprekken en het rondje applaus na de vertoningen van onze nieuwe vriend.
Toen we 's avonds wat napraatten over de voorbije dag, kwam de waarheid aan het licht.
"So what?", zei Mimi, 38, moeder van twee en niet getraind zolang als ik ze ken.
"Zo moeilijk is dat toch allemaal niet. Neem je camera en hou je klaar."
En toen volgde dit: (ik ben nog altijd verbaasd)