John keek wantrouwig naar boven, naar de grijs bewolkte hemel terwijl ik wantrouwig naar beneden keek.
Het hele stuk dat ik, amechtig ademend en meer kruipend dan klimmend naar boven had afgelegd, moesten we ook terug naar beneden.
Het leek logisch maar allesbehalve makkelijk.
De druivensuiker was op, de korte morele boost van het bereiken van de top weggeebd.
Van bij de eerste stappen was al duidelijk dat de afdaling op zijn minst even zwaar zou zijn als de beklimming.
De rotsen waren spekglad van de regen en de sneeuw en John besliste gelijk er een flink tempo op na te houden.
Gedurende uren zag ik zijn schim in de verte. Hij legde er op die manier flink de zweep op doordat ik bang was om hem kwijt te spelen maar tegelijk was ie professioneel genoeg om altijd binnen mijn gezichtsveld te blijven.
Uur na uur verstreek terwijl ik de steile hellingen afzwoegde en plots hadden we Rhino Point in het vizier.
Op de top zagen we miniatuurmensjes.
Achteraf bleek dat Jan en Annemarie - ongerust door onze lange afwezigheid - nog maar eens de berg beklommen hadden op zoek naar ons.
Wij zagen hen, maar jammer genoeg merkten onze vrienden ons niet op.
Ze keerden uiteindelijk onverrichterzake terug terwijl ik op mijn adem trapte en de hele onderneming naar de hel wenste.
Bij het oversteken van een klein beekje ging het finaal mis. Ik misstapte me op een totaal onbelangrijke kei en smakte hard tegen de grond.
John rende terug en zag de schrammen op mijn hoofd.
Dieper kon mijn moraal niet meer zakken en mijn gids besloot wat foto's te nemen om me wat rust te gunnen en om me wat op te vrolijken.
Hij hees me overeind en liet me poseren met de enorme askegel van de uitgedoofde vulkaan achter me.
Zo zwak stond ik ondertussen op mijn benen dat John me enkel met een snoeksprong overeind kon houden op het smalle richeltje waar we opstonden toen ik langzaam achteruit wankelde.
We wandelden langzaam verder, beklommen nog met de laatste krachten de steile hellingen naar Rhino Point en begonnen toen aan de eerder makkelijke afdalingen naar Saddle Hut.
Al spoedig ontmoetten we Daniel en Shukuru, twee dragers die eens kwamen kijken of we de trip wel overleefd hadden.
Iets lager kwam Good Luck ons tegemoet; hij had zijn MP3 speler met Bongo Flava - afrikaanse rap - meegebracht om me op te monteren.
Nog iets verder wachtten Jan en Annemarie ons op, we hadden zowaar een uitgebreid ontvangstcomite.
Uiteindelijk zwijmelde ik als een dronkenman na dertien uur en een half het kamp terug in. De hele tocht had ik gedroomd over grote koppen dampende soep en enorme borden voedsel maar nadat Good Luck me uit mijn schoenen geholpen had en ik naar de refter hinkte, kreeg ik nauwelijks een hap door mijn keel.
Totaal leeg kroop ik in bed, sliep tien uur en op dag vier vatten we de terugtocht aan naar de duizend meter lager gelegen Miriakamba Hut.
Vandaaruit reed een jeep van het park ons dwars doorheen een gigantische holle vijgenboom terug naar het startpunt en via Arusha National Park kwamen we in Arusha.
Onderweg maakten we al uit wie eerst zou douchen.
Eenmaal in Kwa Idd bleek de elektriciteit nog maar eens uitgevallen.
Douchen zou voor later zijn....
1 opmerking:
HOeveel kilo was je lichter na die klimop klimaf???
Een reactie posten