Het gaat niet goed met deze wereld.
Wie me enigszins kent, zal weten dat ik daar al langer dan vandaag van overtuigd ben, maar nu loopt het wel helemaal uit de hand.
Gisteren bezocht ik Temdo, een overheidsbedrijf dat machines ontwerpt.
In samenwerking met de heren ingenieurs proberen we een nieuw ontwerp uit voor een briketteermachine.
Overheidsgebouwen zijn volgens mij overal ter wereld hetzelfde.
Er hangt die niet te definieren tristesse en het zou me helemaal niet verbazen als er ergens in een duister, achteraf gelegen fabriekje grote hoeveelheden spuitbussen gefabriceerd worden die die specifieke geur afscheidt die zo eigen is aan dit soort gebouwen.
Een mengeling is het van verzuurde etensresten, goedkope after shave van mannen die sinds lang alle hoop op enige ambitie vervlogen zagen gaan en tenslotte de geioniseerde elektriciteitsgeur van werkeloze printers, computers en dergelijke.
Door de gangen waren schimmen, op een grijze dame na die de krant van gisteren zit te lezen zijn de bureaus leeg en de persoon die je komt bezoeken is net altijd die dag op verlof vertrokken.
Deze reus op lemen voeten houdt zichzelf in stand omdat dat nu eenmaal twintig jaar ervoor in ingewikkelde en hoogdravende statuten zo bepaald is en omdat sinds dan niemand het hele gebeuren nog in vraag heeft gesteld.
De vast aangeworven grijze muizen nog het minst.
Op vrijdag om vier uur wordt alles anders...
Het weekend is in zicht en dan gonst plots een soort energieke gekte door de lucht.
Zoals het opgenomen is in de gebruiken sinds lang vervlogen tijden, mag en kan dan alles.
Met zijn allen begeven de contractueel aangestelden zich dan als lemmingen, piepend van opwinding naar het kamertje waar het allemaal om draait.
De tanzaniaanse Franky Loosveldts, de gefrustreerde madammen Protput en hun collega's gooien alle vooroordelen en taboes overboord, net als hun schoenen met platte hakken en hun naar mottenballen ruikende kostuums en mantelpakjes en geven zich over aan een allesverterende en allesvergetende orgie.
Het zedenloos gehijg en gesteun gaat door tot klokslag vijf.
Dan gaat het gekende signaal waardoor iedereen weer tot inkeer komt.
Zoals zo mooi beschreven in "Het Parfum" van Patrick Suskind kijkt iedereen elkaar met grote verbaasde ogen aan; worden kleren en schaamte weer aangetrokken en tjokt iedereen berouwvol voor zoveel losbandigheid naar de ingang.
Of zou het er toch anders aan toegaan in die dark room?
En trouwens, waarom brandt er in godsnaam licht in een dark room??
Translate
zaterdag 24 april 2010
vrijdag 16 april 2010
HOTEL ISMILA, IRINGA, ZUID TANZANIA
Voor wie dacht dat het hier allemaal rozengeur en maneschijn was: de volgende ode is geschreven om half zes 's ochtends....
KROLSE KATTEN VOOR DE DEUR,
SLECHT MATRAS MET VIEZE GEUR.
STENEN VLOER MET STUK ERUIT,
SPAANDERPLAAT WANT GAT IN RUIT.
KRAAN DIE LEKT
EN BUUR DIE SMEKT.
OP DE TRAP GELUID VAN HAK,
IN DE DOUCHE KAKKERLAK.
BEDDENBAK DIE KREUNEND ZUCHT,
GEUR VAN ZWEET EN ZURE LUCHT.
LAKENS ZIJN WEER VEEL TE KORT,
NACHTWAKER DIE ZALIG KNORT.
STOPCONTACT HANGT SCHEEF UIT MUUR,
HALF GORDIJN DOOR HEVIG VUUR.
VLEK EN VEGEN, GAT EN SCHEUREN,
LEK VAN REGEN, SCHAT AAN GEUREN.
HOTEL ISMILA, BEN VOLLEDIG MET JE KLAAR,
WOU DA'K THUIS EN IN MIJN BEDJE WAAR...
KROLSE KATTEN VOOR DE DEUR,
SLECHT MATRAS MET VIEZE GEUR.
STENEN VLOER MET STUK ERUIT,
SPAANDERPLAAT WANT GAT IN RUIT.
KRAAN DIE LEKT
EN BUUR DIE SMEKT.
OP DE TRAP GELUID VAN HAK,
IN DE DOUCHE KAKKERLAK.
BEDDENBAK DIE KREUNEND ZUCHT,
GEUR VAN ZWEET EN ZURE LUCHT.
LAKENS ZIJN WEER VEEL TE KORT,
NACHTWAKER DIE ZALIG KNORT.
STOPCONTACT HANGT SCHEEF UIT MUUR,
HALF GORDIJN DOOR HEVIG VUUR.
VLEK EN VEGEN, GAT EN SCHEUREN,
LEK VAN REGEN, SCHAT AAN GEUREN.
HOTEL ISMILA, BEN VOLLEDIG MET JE KLAAR,
WOU DA'K THUIS EN IN MIJN BEDJE WAAR...
donderdag 15 april 2010
zaterdag 10 april 2010
ON THE ROAD AGAIN (DEEL HEEL VEEL VII)
Wat voorafging: gered van de vergetelheid in een achtergesteld dorpje...
Toen ik een paar dagen voor onze onverwachte gijzeling het Vodacomkantoortje in Singida binnenstapte, ontmoette ik er tot mijn verrassing Fredy.
Waarom de man een letter in zijn naam mist, is me nog altijd niet geheel duidelijk maar het weerzien was niettemin allerhartelijkst.
De vlotte kerel - veel blingbling, een slecht amerikaans accent en een vriendinnetje aan elke vinger - had me in Arusha meer dan eens uit de nood geholpen toen ik weer eens aan de sukkel raakte met mijn internettoegang en mijn modem.
Fredy nu zou onze gids worden tijdens de laatste dagen van Bart in Singida.
We bezochten de slechtste plaatsen ooit waar de bediening stil viel uit pure schrik voor de twee blanken en op zaterdagavond bezochten we zelfs de beste nightclub van de stad.
Gelukkig vloeiden de Konyagi en het bier rijkelijk want voor de zaak zelf moesten we het niet doen.
De toiletten waren goor, de DJ bakte er niets van en van klantvriendelijkheid had niemand hier ooit gehoord.
Enigszins brak duwden we Bart de ochtend erop de bus in terug naar Arusha.
Het oude ding rammelde vervaarlijk en braakte een flinke rookpluim uit.
Met ontzetting zag Bart dat ook kippen zouden meereizen en toen ik hem twaalf uur later belde, was hij nog altijd onderweg.
Een flinke prestatie voor een rit van iets meer dan driehonderd kilometer...
Exit Bart en entry voor Martijn, zijn school- en reisgenoot.
De twee jongens waren voor de eerste keer buiten Europa en het moet gezegd, na drie weken Tanzania hadden ze zich al wonderwel aangepast.
Er werd niet gezeurd toen we nog maar eens chips mayay (friet met ei - een regelrechte aanslag op je lever) moesten eten omdat er eenvoudigweg geen alternatieven voor handen waren.
De kamertjes waar we sliepen waren ongetwijfeld van een ander niveau dan de hotels in Nederland maar geen onvertogen woord kwam over hun lippen.
Martijn genoot elke dag opnieuw van het nieuwe en het onverwachte.
We reden langs valleien en tussen hoge rotsformaties en de uitroep "kijk dan" werd zulk gemeengoed dat zelfs Adam de chauffeur onze aandacht vroeg op die manier.
Uiteindelijk zat de taak erop in de streek onder het Victoriameer.
Na een laatste nacht met Fredy en zijn stoere vriendje zetten we koers naar Arusha.
Net de stad uit werden we tegengehouden door een kerel zonder uniform die uit een politiewagen sprong.
De kerel vroeg de papieren van de auto in de hoop een foutje te kunnen vinden wat hem dan weer wat geld voor een thee zou opleveren.
Vooraleer hij aan zijn onderzoek begon, vroeg ik hem om zijn legimitatie. De man sputterde eerst wat tegen maar liet ons uiteindelijk gaan. Hij draaide zich ontgoocheld om en mummelde nog iets over het feit dat hier geen thee viel te rapen.
Adam bekeek het hele gebeuren met groete pretogen.
"Zo moet het dus," zag je hem denken...
Even verder stonden we alweer stil.
Op geregelde tijdstippen werd je door een dik touw tegengehouden en werd je geld afhandig gemaakt voor het transport van goederen.
Waar die regeling vandaan kwam, weet niemand maar we verloren elke keer verschrikkelijk veel tijd met een zinloze discussie.
Nu hadden een paar onverlaten het plan opgevat om hun eigen zaakje op te starten.
De mannen hadden een touwtje over de weg gespannen en terwijl Adam de kerels strak aankeek, reed ie tergend traag door het touw.
Nog iets verder bleek er iets ernstigers aan de hand.
Er stonden minstens vijftig truks en bussen vast bij een modderige doorgang tussen twee hellingen in.
We namen te voet polshoogte en vonden uiteindelijk een doorgang.
Toen we onze informatie wilden delen met Adam was onze energieke chauffeur alweer verdwenen.
Een halve minuut later dook onze truck op; het handig kleine ding slipte en slingerde zichzelf een weg tussen de stilstaande colonne, Adam nam een aanloop, miste een bus op een haar en ging op volle toeren doorheen een drassige weide.
Opgelucht lieten we het slagveld achter ons.
De tien ton truck met Jatropha zaad die ons vergezelde bleef noodgedwongen achter.
Hij bereikte Arusha pas drie dagen na ons.
Uiteindelijk kwamen we terug thuis net voor het donker.
Een prachtige tijd was het geweest.
En met deze week van relatieve rust in de stad zijn de batterijen alweer voldoende opgeladen voor een nieuwe tocht, deze keer naar het zuiden...
Toen ik een paar dagen voor onze onverwachte gijzeling het Vodacomkantoortje in Singida binnenstapte, ontmoette ik er tot mijn verrassing Fredy.
Waarom de man een letter in zijn naam mist, is me nog altijd niet geheel duidelijk maar het weerzien was niettemin allerhartelijkst.
De vlotte kerel - veel blingbling, een slecht amerikaans accent en een vriendinnetje aan elke vinger - had me in Arusha meer dan eens uit de nood geholpen toen ik weer eens aan de sukkel raakte met mijn internettoegang en mijn modem.
Fredy nu zou onze gids worden tijdens de laatste dagen van Bart in Singida.
We bezochten de slechtste plaatsen ooit waar de bediening stil viel uit pure schrik voor de twee blanken en op zaterdagavond bezochten we zelfs de beste nightclub van de stad.
Gelukkig vloeiden de Konyagi en het bier rijkelijk want voor de zaak zelf moesten we het niet doen.
De toiletten waren goor, de DJ bakte er niets van en van klantvriendelijkheid had niemand hier ooit gehoord.
Enigszins brak duwden we Bart de ochtend erop de bus in terug naar Arusha.
Het oude ding rammelde vervaarlijk en braakte een flinke rookpluim uit.
Met ontzetting zag Bart dat ook kippen zouden meereizen en toen ik hem twaalf uur later belde, was hij nog altijd onderweg.
Een flinke prestatie voor een rit van iets meer dan driehonderd kilometer...
Exit Bart en entry voor Martijn, zijn school- en reisgenoot.
De twee jongens waren voor de eerste keer buiten Europa en het moet gezegd, na drie weken Tanzania hadden ze zich al wonderwel aangepast.
Er werd niet gezeurd toen we nog maar eens chips mayay (friet met ei - een regelrechte aanslag op je lever) moesten eten omdat er eenvoudigweg geen alternatieven voor handen waren.
De kamertjes waar we sliepen waren ongetwijfeld van een ander niveau dan de hotels in Nederland maar geen onvertogen woord kwam over hun lippen.
Martijn genoot elke dag opnieuw van het nieuwe en het onverwachte.
We reden langs valleien en tussen hoge rotsformaties en de uitroep "kijk dan" werd zulk gemeengoed dat zelfs Adam de chauffeur onze aandacht vroeg op die manier.
Uiteindelijk zat de taak erop in de streek onder het Victoriameer.
Na een laatste nacht met Fredy en zijn stoere vriendje zetten we koers naar Arusha.
Net de stad uit werden we tegengehouden door een kerel zonder uniform die uit een politiewagen sprong.
De kerel vroeg de papieren van de auto in de hoop een foutje te kunnen vinden wat hem dan weer wat geld voor een thee zou opleveren.
Vooraleer hij aan zijn onderzoek begon, vroeg ik hem om zijn legimitatie. De man sputterde eerst wat tegen maar liet ons uiteindelijk gaan. Hij draaide zich ontgoocheld om en mummelde nog iets over het feit dat hier geen thee viel te rapen.
Adam bekeek het hele gebeuren met groete pretogen.
"Zo moet het dus," zag je hem denken...
Even verder stonden we alweer stil.
Op geregelde tijdstippen werd je door een dik touw tegengehouden en werd je geld afhandig gemaakt voor het transport van goederen.
Waar die regeling vandaan kwam, weet niemand maar we verloren elke keer verschrikkelijk veel tijd met een zinloze discussie.
Nu hadden een paar onverlaten het plan opgevat om hun eigen zaakje op te starten.
De mannen hadden een touwtje over de weg gespannen en terwijl Adam de kerels strak aankeek, reed ie tergend traag door het touw.
Nog iets verder bleek er iets ernstigers aan de hand.
Er stonden minstens vijftig truks en bussen vast bij een modderige doorgang tussen twee hellingen in.
We namen te voet polshoogte en vonden uiteindelijk een doorgang.
Toen we onze informatie wilden delen met Adam was onze energieke chauffeur alweer verdwenen.
Een halve minuut later dook onze truck op; het handig kleine ding slipte en slingerde zichzelf een weg tussen de stilstaande colonne, Adam nam een aanloop, miste een bus op een haar en ging op volle toeren doorheen een drassige weide.
Opgelucht lieten we het slagveld achter ons.
De tien ton truck met Jatropha zaad die ons vergezelde bleef noodgedwongen achter.
Hij bereikte Arusha pas drie dagen na ons.
Uiteindelijk kwamen we terug thuis net voor het donker.
Een prachtige tijd was het geweest.
En met deze week van relatieve rust in de stad zijn de batterijen alweer voldoende opgeladen voor een nieuwe tocht, deze keer naar het zuiden...
vrijdag 9 april 2010
ON THE ROAD AGAIN (DEEL HEEL VEEL VI)
...Opnieuw waadden we door het water om de beste doorgang te vinden...
...Hij maakte wat snelheid en sneed door het hoogopspattende water...
...en terwijl Adam het zekere voor het onzekere nam en het gas er flink ophield, glibberden wij te voet en doorweekt tot aan onze knieen tot op een iets meer berijdbare weg...
...Onder luid gejuich ploegde hij uiteindelijk de helling op...
ON THE ROAD AGAIN (DEEL HEEL VEEL V)
Wat voorafging: gevangen door de natuurkrachten in een dorp van zes hutjes zonder stromend water of elektriciteit...
De blanken vonden dat er geen doorgang mogelijk was.
Eerst moesten we door een kniediepe rivier waar nog altijd behoorlijk wat stroming op zat maar daarna - en dat zag er nog een stuk moeilijker uit - moesten we een steile en modderige helling op die volledig kapot gereden was door de Land Rover die gisteren naar boven gesukkeld was.
Onze held Adam liep op en neer langs de oever en zocht andere uitwegen. Hij onderhandelde met een paar jonge patsers van het dorp en voor drie euro zouden de kerels een doorgang maken, iets meer stroomafwaarts.
Een pad dat enkel voor fietsers en voetgangers gebruikt werd, zou onze nieuwe vluchtweg naar de beschaving worden.
De grassige kanten werden weggehakt, de helling werd minder steil gemaakt en met het overtollige zand en wat afgehakte takken werd een soort van overgang gemaakt van de snelstromende rivier naar onze weg uit gevangenschap.
Na een klein uurtje was het kunstwerk klaar.
Er werden door zowat alles en iedereen nog enkele verbeteringen aangebracht - zo hoort dat tenslotte in Afrika - en toen waadde de chauffeur terug naar het vrachtwagentje.
De spanning liep hoog op toen Adam de motor op hoge toeren bracht.
Hij maakte wat snelheid en sneed door het hoogopspattende water. Onder luid gejuich ploegde hij uiteindelijk de helling op.
Iedereen leek zeer tevreden met de gratis avonturenfilm en opgelucht zetten we onze weg verder.
Het had zodanig hard geregend dat ook de rest van de weg in een modderpoel was herschapen.
We glibberden en slipten verder maar we beseften al gauw dat we het op deze manier nooit zouden halen.
Uiteindelijk belden we een boer op en na lange onderhandelingen (de ene zijn dood is de andere zijn brood) kwam de man langs en werden we zeven kilometer ver door de modder naar het asfalt gesleept.
Volledig onder het slijk, vermoeid door de onmogelijk slechte nacht maar heel opgelucht reden we naar de opslagruimte van het bedrijf in Shelui, laadden de truck vol en zetten toen terug koers naar ons kamertje in Singida waar ons een koude douche met een bekertje en een doorgezakt bed wachtte.
In onze dromen was het het paradijs....
De blanken vonden dat er geen doorgang mogelijk was.
Eerst moesten we door een kniediepe rivier waar nog altijd behoorlijk wat stroming op zat maar daarna - en dat zag er nog een stuk moeilijker uit - moesten we een steile en modderige helling op die volledig kapot gereden was door de Land Rover die gisteren naar boven gesukkeld was.
Onze held Adam liep op en neer langs de oever en zocht andere uitwegen. Hij onderhandelde met een paar jonge patsers van het dorp en voor drie euro zouden de kerels een doorgang maken, iets meer stroomafwaarts.
Een pad dat enkel voor fietsers en voetgangers gebruikt werd, zou onze nieuwe vluchtweg naar de beschaving worden.
De grassige kanten werden weggehakt, de helling werd minder steil gemaakt en met het overtollige zand en wat afgehakte takken werd een soort van overgang gemaakt van de snelstromende rivier naar onze weg uit gevangenschap.
Na een klein uurtje was het kunstwerk klaar.
Er werden door zowat alles en iedereen nog enkele verbeteringen aangebracht - zo hoort dat tenslotte in Afrika - en toen waadde de chauffeur terug naar het vrachtwagentje.
De spanning liep hoog op toen Adam de motor op hoge toeren bracht.
Hij maakte wat snelheid en sneed door het hoogopspattende water. Onder luid gejuich ploegde hij uiteindelijk de helling op.
Iedereen leek zeer tevreden met de gratis avonturenfilm en opgelucht zetten we onze weg verder.
Het had zodanig hard geregend dat ook de rest van de weg in een modderpoel was herschapen.
We glibberden en slipten verder maar we beseften al gauw dat we het op deze manier nooit zouden halen.
Uiteindelijk belden we een boer op en na lange onderhandelingen (de ene zijn dood is de andere zijn brood) kwam de man langs en werden we zeven kilometer ver door de modder naar het asfalt gesleept.
Volledig onder het slijk, vermoeid door de onmogelijk slechte nacht maar heel opgelucht reden we naar de opslagruimte van het bedrijf in Shelui, laadden de truck vol en zetten toen terug koers naar ons kamertje in Singida waar ons een koude douche met een bekertje en een doorgezakt bed wachtte.
In onze dromen was het het paradijs....
dinsdag 6 april 2010
ON THE ROAD AGAIN (DEEL HEEL VEEL IV)
ON THE ROAD AGAIN (DEEL HEEL VEEL III)
Wat voorafging: we kregen de ergste regenbui ooit over ons heen...
Op tien minuten veranderden de lieflijke velden met zonnebloemen en grazende koeien in een halucinant laatste-oordeel-tafereel.
Bomen zwiepten heen en weer, het zicht door de voorruit werd beperkt tot een metertje grijs gordijn en de regen kletterde zo hevig dat we elkaar nauwelijks konden verstaan.
Het zag ernaar uit dat we met zijn drietjes de nacht in de benepen cabine zouden doorbrengen en even later bleek dat zelfs Adam, met zijn altijd berustende ingesteldheid, dat geen optie vond.
Tot onze verrassing kreeg ie de truck weer los maar een paar tientallen meter verder stonden we alweer hopeloos vast in een woest kolkende rivier die even tevoren nog een alleraardigst weggetje was geweest.
Opnieuw kregen we de bak los nadat we met zijn allen uit alle macht geduwd hadden en terwijl Adam het zekere voor het onzekere nam en het gas er flink ophield, glibberden wij te voet en doorweekt tot aan onze knieen tot op een iets meer berijdbare weg.
De euforie was totaal; we feliciteerden onze rallypiloot en het vooruitzicht op een koude en natte nacht in de truck leek nu ver achter ons te liggen.
Toch was het einde van onze calvarie niet in zicht, zo bleek tien minuutjes later.
Het water dat met duizenden liters in de valleien naar beneden stroomde, zorgde voor een rivier op een plaats waar we enkel een paar uur voordien door een zanderige bedding hadden gereden.
Opnieuw waadden we door het kniehoge water om de beste doorgang te vinden en opnieuw bewees Adam een verdomd goeie chauffeur te zijn.
De hoop op een bed steeg opnieuw met enkele graden maar eenmaal in een vuil en modderig dorpje werden onze verwachtingen met de grond gelijk gemaakt.
Waar we eerder die dag op ons gemak door wat zand geploeterd hadden, lag nu een rivier van een goeie dertig meter breed.
Hier was geen doorkomen aan.
Met open mond stonden we naar het natuurgeweld te kijken.
We probeerden de truck te draaien en met een joelende bende kinderen die hielpen duwen, raakten we terug in het dorp.
We kochten gelijk alle vijf-centiliter zakjes Vodka op en met koekjes als enige voeding, maakten we het beste van ons diner.
Daarna spanden we een gatenrijk blauw zeil over de open laadbak van de truck en met de extra zakken die we gebruikten om de zaden in te transporteren, fabriceerden we een matras en dekens.
Adam en Shabani kwamen nog trots het half weggevreten matrasje tonen dat ze gescoord hadden en toen was het tijd voor rust.
Onze heupen en schouders deden pijn door de harde ondergrond; we werden zowat lek gestoken door duizenden en duizenden muggen en we beseften al heel snel dat zo'n kunstof plastic zak nu niet echt het ideale deken is.
Uiteindelijk en zeer tot onze verwondering werd het alsnog dag en we gingen opnieuw het peil van de rivier bekijken.
De kracht was afgenomen maar het leek nog altijd ondoenbaar om de overkant te bereiken.
Gelukkig dacht onze ervaren piloot hier anders over...
Op tien minuten veranderden de lieflijke velden met zonnebloemen en grazende koeien in een halucinant laatste-oordeel-tafereel.
Bomen zwiepten heen en weer, het zicht door de voorruit werd beperkt tot een metertje grijs gordijn en de regen kletterde zo hevig dat we elkaar nauwelijks konden verstaan.
Het zag ernaar uit dat we met zijn drietjes de nacht in de benepen cabine zouden doorbrengen en even later bleek dat zelfs Adam, met zijn altijd berustende ingesteldheid, dat geen optie vond.
Tot onze verrassing kreeg ie de truck weer los maar een paar tientallen meter verder stonden we alweer hopeloos vast in een woest kolkende rivier die even tevoren nog een alleraardigst weggetje was geweest.
Opnieuw kregen we de bak los nadat we met zijn allen uit alle macht geduwd hadden en terwijl Adam het zekere voor het onzekere nam en het gas er flink ophield, glibberden wij te voet en doorweekt tot aan onze knieen tot op een iets meer berijdbare weg.
De euforie was totaal; we feliciteerden onze rallypiloot en het vooruitzicht op een koude en natte nacht in de truck leek nu ver achter ons te liggen.
Toch was het einde van onze calvarie niet in zicht, zo bleek tien minuutjes later.
Het water dat met duizenden liters in de valleien naar beneden stroomde, zorgde voor een rivier op een plaats waar we enkel een paar uur voordien door een zanderige bedding hadden gereden.
Opnieuw waadden we door het kniehoge water om de beste doorgang te vinden en opnieuw bewees Adam een verdomd goeie chauffeur te zijn.
De hoop op een bed steeg opnieuw met enkele graden maar eenmaal in een vuil en modderig dorpje werden onze verwachtingen met de grond gelijk gemaakt.
Waar we eerder die dag op ons gemak door wat zand geploeterd hadden, lag nu een rivier van een goeie dertig meter breed.
Hier was geen doorkomen aan.
Met open mond stonden we naar het natuurgeweld te kijken.
We probeerden de truck te draaien en met een joelende bende kinderen die hielpen duwen, raakten we terug in het dorp.
We kochten gelijk alle vijf-centiliter zakjes Vodka op en met koekjes als enige voeding, maakten we het beste van ons diner.
Daarna spanden we een gatenrijk blauw zeil over de open laadbak van de truck en met de extra zakken die we gebruikten om de zaden in te transporteren, fabriceerden we een matras en dekens.
Adam en Shabani kwamen nog trots het half weggevreten matrasje tonen dat ze gescoord hadden en toen was het tijd voor rust.
Onze heupen en schouders deden pijn door de harde ondergrond; we werden zowat lek gestoken door duizenden en duizenden muggen en we beseften al heel snel dat zo'n kunstof plastic zak nu niet echt het ideale deken is.
Uiteindelijk en zeer tot onze verwondering werd het alsnog dag en we gingen opnieuw het peil van de rivier bekijken.
De kracht was afgenomen maar het leek nog altijd ondoenbaar om de overkant te bereiken.
Gelukkig dacht onze ervaren piloot hier anders over...
Abonneren op:
Posts (Atom)