Ook in ons gezelschap, maar dan enkel omdat Angelo de sleutels van de auto in zijn zakken had zitten en hij bijgevolg niet naar bed kon, was Alister.
De twee mannen delen een kast van een huis en zijn samen in zaken gestapt.
Voor Alister was dat een economische noodzaak nu de ultra rijken ook op de kleintjes begonnen te passen.
Alister was in 2001 in Tanzania aangekomen vanuit Washington DC omdat hij professioneel jager wilde worden.
De jonge mannen in opleiding worden in kampen diep in de bush gedropt en zien geen asfalt voor de eerstkomende elf maand. Ze verdienen een fabelachtige 500 dollar per maand en zijn de waterdragers van de gearriveerde jagers.
Om hun volharding te testen, krijgen ze toestemming om hun familie op te zoeken in de kerstperiode. Halverwege december kreeg iedere jager in opleiding evenwel het nieuws dat alle verlofdagen ingetrokken waren. Wie dan op zijn tanden beet en bleef, zat gebeiteld.
De rest verdween roemloos uit het geheugen van de echte doordouwers.
Alister werd na enige tijd ingeschakeld in het anti-stropers team.
Hele dagen reden de ploegen rond in de hoop stropers op de enorme hunting blocks te betrappen. Zo'n ontmoeting eindigde niet zelden in een vuurgevecht en de jonge snaken waanden zich soms in the Wild West.
De reden dat de toeristen wegbleven, lag honderd procent aan de hebberigheid van de tanzaniaanse regering. De prijzen gingen in de laatste paar jaar makkelijk maal drie.
Een hunting block waar je rijke klanten zich out of Africa waanden, kon gemakkelijk tot 50 000 dollar per jaar kosten. Dat bedrag moest dan wel in een half jaar terug verdiend worden omdat het jachtseizoen maar een half jaar duurde.
De prijs werd bepaald door het aantal dieren dat zich op het block ophield. Helaas gebeurde het meer dan eens dat de oppervlakte vlak naast een beschermd gebied verhuurd werd voor een fabelachtige prijs, dat daarna een periode van grote droogte aanbrak en dat bijgevolg alle dieren op zoek gingen naar groenere weiden. In het hunting block van de buurman liefst om je de ogen uit te steken.
Daarnaast werd voor ieder dier dat neergelegd werd ook nog een trofee-kost aangerekend. Voor een leeuw of een olifant kon dat makkelijk 3 000 dollar zijn.
Waar ik in het begin moeite had met jagers en hun gewoontes, kan ik nu al veel beter de voordelen inschatten.
Het blijft me een raadsel waar de voldoening ligt in het neerknallen van een prachtig dier maar de inkomsten zorgen tenminste voor een financiele zekerheid om al dat natuurschoon te onderhouden.
Daarnaast steekt nu ook een ander probleem de kop op.
Alle bedrijven die jachtsafari's organiseren, doen dat over de hele wereld.
Voor hen is het dan ook niet moeilijk om uit te wijken naar Botswana of Zambia.
Ook Mozambique zit in de lift na jaren van oorlog en zelfs Zimbabwe ontvangt weer meer bezoekers. Die seniele gek die zich president waant, schrikt blijkbaar alsmaar minder mensen af.
Bezoekersaantal omlaag betekent inkomsten kelderen betekent uitgaven beperken betekent geen anti-stropersteams meer.
De lokale stropers hebben weer vrij spel en het moeizaam opgebouwde dierenbestand kan in een paar jaar alweer gedecimeerd zijn.
Alles in functie van het slijk der aarde...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten