Translate
vrijdag 22 mei 2009
SHANGRI LA OFTE HET PARADIJS (DEEL II)
... zagen we 1 van de huizen opduiken...
...er was een salon met een open haard...
...de ideale kans om charmant gezelschap te combineren met een uitstapje in de riching van de ongerepte natuur....
...alle gebouwen waren opgedeeld in twee huisjes...
...de andere kant bood een panorama over de glooiende velden...
SHANGRI LA OFTE HET PARADIJS
En de pret kon niet op...
Net terug van Kigoma contacteerde Mike me.
Mike, zuidafrikaan en in het bezit van een tomeloze energie die aan ADHD grenst, was mijn vroegere baas en werkt nu voor Elewana, een bedrijf dat luxueuze lodges heeft in het noordelijk cicuit van Tanzania.
In Karatu, het laatste dorpje alvorens je het paradijs van krater en Serengeti inrijdt, hadden de kerels een lodge van 18 kamers opgetrokken.
Om kinderziektes het hoofd te bieden voor de betalende gasten aankwamen, nodigde Mike zijn vrienden uit voor een weekendje aan een zacht prijsje.
Ik contacteerde Patricia, een goeie vriendin.
Patricia vertrouwde me een paar weken daarvoor toe dat ze nog nooit in de parken was geweest hoewel ze in Tanzania opgegroeid was. Het leek me de ideale kans om charmant gezelschap te combineren met een uitstapje in de riching van de ongerepte natuur.
Na twee en een half uur bereikten we Karatu.
The Manor, zoals de lodge heette, lag op de uitgestrekte landerijen van Shangri La.
De naam van een imaginair paradijs uit de roman Lost Horizon beloofde alvast veel.
We reden door uitgestrekte koffieplantages en in een uithoek, toen we op het punt stonden op te geven en om te keren, zagen we 1 van de huizen opduiken.
De locatie was hemels.
Aan 1 kant keek je uit op de Conservation Area van de krater, de andere kant bood een panorama over de glooiende velden van Karatu.
We werden vriendelijk en stijlvol ontvangen door Landi en een butler bracht ons naar ons verblijf voor het weekend.
Alle gebouwen waren opgedeeld in twee huisjes. Er was een salon met een open haard, een ruim terras en een badkamer met een bad op metalen gekrulde pootjes.
Naar het scheen, lag de prijs per nacht per persoon op $600.
De dure prijs werd gereflecteerd in de details.
De badkamer had vloerverwarming, aan de kant van het bed was een inbouwcassette voor een open vuur en in het salonnetje stond een karafje met sherry klaar naast een zilveren schaaltje met pralines.
Na overal eens aan gevoeld en gesnuffeld te hebben, verkenden we de rest van het domein. Het centrale huis had een ondergrondse cinemazaal en een snooker, op het gelijkvloers was er een salon met zware lederen zetels bij een knetterend haardvuur en het restaurant had zware stoelen en een plafond met eikenhouten balken.
We kregen een diner aangeboden dat aan belgische kwaliteit grensde, de kelners bogen als knipmessen en ik waande me voor even een uiterst belangrijk man.
We praatten nog even na met de andere bezoekers en toen we terug in ons huisje aankwamen, brandde de open haard, lagen de badjassen klaar en stonden de slippers netjes in het gelid in de slaapkamer.
Dit was verwennerij in de hoogste graad.
Na een rustige nacht - doodstil op het verre getrompetter van een olifant na - werden we verwacht voor een copieus ontbijt. Het was pure overdaad en uit beroepsmisvorming bedacht ik wat een organisatorische romslomp het moest zijn om alles hier te krijgen...
Een paar uur later was het alweer tijd voor een lichte lunch en na nog wat bijkletsen zetten we terug koers naar Arusha.
We waren het er beiden over eens dat het een heerlijk weekend was geweest maar dat het toch niet echt ons kopje thee was.
Iets simpeler was ook wel voldoende maar mocht Mike nog een lodge in de aanbieding hebben, dan zouden we graag nog eens proefkonijn zijn...
Net terug van Kigoma contacteerde Mike me.
Mike, zuidafrikaan en in het bezit van een tomeloze energie die aan ADHD grenst, was mijn vroegere baas en werkt nu voor Elewana, een bedrijf dat luxueuze lodges heeft in het noordelijk cicuit van Tanzania.
In Karatu, het laatste dorpje alvorens je het paradijs van krater en Serengeti inrijdt, hadden de kerels een lodge van 18 kamers opgetrokken.
Om kinderziektes het hoofd te bieden voor de betalende gasten aankwamen, nodigde Mike zijn vrienden uit voor een weekendje aan een zacht prijsje.
Ik contacteerde Patricia, een goeie vriendin.
Patricia vertrouwde me een paar weken daarvoor toe dat ze nog nooit in de parken was geweest hoewel ze in Tanzania opgegroeid was. Het leek me de ideale kans om charmant gezelschap te combineren met een uitstapje in de riching van de ongerepte natuur.
Na twee en een half uur bereikten we Karatu.
The Manor, zoals de lodge heette, lag op de uitgestrekte landerijen van Shangri La.
De naam van een imaginair paradijs uit de roman Lost Horizon beloofde alvast veel.
We reden door uitgestrekte koffieplantages en in een uithoek, toen we op het punt stonden op te geven en om te keren, zagen we 1 van de huizen opduiken.
De locatie was hemels.
Aan 1 kant keek je uit op de Conservation Area van de krater, de andere kant bood een panorama over de glooiende velden van Karatu.
We werden vriendelijk en stijlvol ontvangen door Landi en een butler bracht ons naar ons verblijf voor het weekend.
Alle gebouwen waren opgedeeld in twee huisjes. Er was een salon met een open haard, een ruim terras en een badkamer met een bad op metalen gekrulde pootjes.
Naar het scheen, lag de prijs per nacht per persoon op $600.
De dure prijs werd gereflecteerd in de details.
De badkamer had vloerverwarming, aan de kant van het bed was een inbouwcassette voor een open vuur en in het salonnetje stond een karafje met sherry klaar naast een zilveren schaaltje met pralines.
Na overal eens aan gevoeld en gesnuffeld te hebben, verkenden we de rest van het domein. Het centrale huis had een ondergrondse cinemazaal en een snooker, op het gelijkvloers was er een salon met zware lederen zetels bij een knetterend haardvuur en het restaurant had zware stoelen en een plafond met eikenhouten balken.
We kregen een diner aangeboden dat aan belgische kwaliteit grensde, de kelners bogen als knipmessen en ik waande me voor even een uiterst belangrijk man.
We praatten nog even na met de andere bezoekers en toen we terug in ons huisje aankwamen, brandde de open haard, lagen de badjassen klaar en stonden de slippers netjes in het gelid in de slaapkamer.
Dit was verwennerij in de hoogste graad.
Na een rustige nacht - doodstil op het verre getrompetter van een olifant na - werden we verwacht voor een copieus ontbijt. Het was pure overdaad en uit beroepsmisvorming bedacht ik wat een organisatorische romslomp het moest zijn om alles hier te krijgen...
Een paar uur later was het alweer tijd voor een lichte lunch en na nog wat bijkletsen zetten we terug koers naar Arusha.
We waren het er beiden over eens dat het een heerlijk weekend was geweest maar dat het toch niet echt ons kopje thee was.
Iets simpeler was ook wel voldoende maar mocht Mike nog een lodge in de aanbieding hebben, dan zouden we graag nog eens proefkonijn zijn...
donderdag 21 mei 2009
woensdag 20 mei 2009
CHIMPATIEK BEZOEK (DEEL VII)
zaterdag 16 mei 2009
CHIMPATIEK BEZOEK (DEEL VI)
...Ze bekeken ons met een achteloze zelfzekerheid terwijl wij er als opgewonden schooljochies bij zaten...
...bij het eenvoudige optrekje waar Jane Goodall, de gekende britse biologe haar leven sleet in de nabijheid van de mensapen...
...nadat we hem overtuigd hadden om volledig gekleed een douche te nemen...
...We voeren anderhalf uur over het langste meer van Afrika (en het tweede diepste ter wereld) en toen legden we aan...
donderdag 14 mei 2009
CHIMPATIEK BEZOEK (DEEL V)
...aan de overkant van het meer zagen we de dreigende bergen van onze belgische schandvlek en iets noorderlijker begon Burundi...
...maar in ruil hadden we onze prive-sloep die bovendien nog gratis was ook....
...Het alfamannetje en sommige van zijn broeders zaten aan een riviertje te genieten van het uitzicht....
YESTERDAY AS I CLIMBED UP A HILL
I MET A MAN WHO WASN'T ME
HE WASN'T ME AGAIN TODAY
THAT MAN MUST BE A CHIMPANZEE...
...maar in ruil hadden we onze prive-sloep die bovendien nog gratis was ook....
...Het alfamannetje en sommige van zijn broeders zaten aan een riviertje te genieten van het uitzicht....
YESTERDAY AS I CLIMBED UP A HILL
I MET A MAN WHO WASN'T ME
HE WASN'T ME AGAIN TODAY
THAT MAN MUST BE A CHIMPANZEE...
woensdag 13 mei 2009
CHIMPATIEK BEZOEK (DEEL IV)
(wat voorafging: we zaten middenin het woeste gevecht van een groep chimps)
... de groep van een twintigtal chimpanzees trok traag aan ons voorbij. Overal rondom ons zagen we in het schemerige licht door de dikke begroeiing vage gestalten voorbij wandelen.
Het leek wel of we in een ander universum waren.
We volgden de groep nog een tijdje maar de kerels waren te snel ook al leek het alsof ze slenterden.
Eens terug op het pad gaf Mike de zoektocht op. Hij had gelijk dat het volgen ongemeen zwaar was maar ik vond dat ik deze dag maar beter optimaal kon benutten. Wie weet kwam ik hier nog ooit terug.
Een spoorzoeker wandelde met Mike terug in de richting van het kamp met een tussenstop bij de waterval; ikzelf ging met de gids en de andere tracker opnieuw op zoek naar onze familie.
Na drie kwartier kwamen we ze weer op het spoor. Het alfamannetje en sommige van zijn broeders zaten aan een riviertje te genieten van het uitzicht.
Ik ging op de andere oever staan maar dat was niet naar de zin van humeurige Chris, een grijs en oud lid van de groep.
Hij kwam dreigend op me af en even werd het weer hilarisch toen ik vanuit mijn ooghoek mijn twee beschermers elk een flinke kei zag oprapen. Chris aarzelde geen moment en deed net hetzelfde. We stonden met zijn allen schaakmat.
De chimpanzee vluchtte uiteindelijk het woud in en kwam er een paar meter verder weer uit, nog altijd met het vaste voornemen ondergetekende uit te schakelen.
Hij probeerde het tenslotte nog een keer vanop de andere oever en toen achtten we het raadzamer om te vertrekken.
Mijn twee collega's zetten er flink de pas in en door alle adrenaline-opstoten van de voorbije uren kon ik ze zowaar nog bijhouden ook.
Ondertussen werden we ook ge-entertaind door de radeloze begeleider van Mike. Zo had ik mijn vriend nog nooit meegemaakt. Hij was totaal uitgeput door de zware tocht en hij zeurde de spoorzoeker de oren van de kop.
De radio stond bijna doorlopend aan want de arme jongen wist echt niet meer wat ie aan moest met die ouwe, vervelende kwal.
Het hele zaakje kwam tot een totale ontploffing toen wij drie nog voor Mike en zijn gids bij de watervallen aankwamen. We hadden alles gegeven om ze voor te zijn en we stonden uit te blazen toen mijn ontevreden vriend kwam aangezwijmeld.
We kregen met zijn allen de volle laag maar toen kalmeerde Mike gelukkig weer nadat we hem overtuigd hadden om volledig gekleed een douche te nemen.
De dag erop zou de boot ons om tien uur 's ochtends terug naar Kigoma brengen maar wegens afrikaanse en onverklaarbare redenen voeren we maar om zeven uur 's avonds in het stikdonker uit.
We verbleven opnieuw een nacht in ons favoriete hotel en in twee dagen reden we zonder opmerkelijke gebeurtenissen de lange weg terug naar Arusha.
In het gastenboek had ik het volgende geschreven:
YESTERDAY AS I CLIMBED UP A HILL
I MET A MAN WHO WASN'T ME
HE WASN'T ME AGAIN TODAY
THAT MAN MUST BE A CHIMPANZEE...
en dat moet zowat het hele prachtige bezoek samenvatten...
... de groep van een twintigtal chimpanzees trok traag aan ons voorbij. Overal rondom ons zagen we in het schemerige licht door de dikke begroeiing vage gestalten voorbij wandelen.
Het leek wel of we in een ander universum waren.
We volgden de groep nog een tijdje maar de kerels waren te snel ook al leek het alsof ze slenterden.
Eens terug op het pad gaf Mike de zoektocht op. Hij had gelijk dat het volgen ongemeen zwaar was maar ik vond dat ik deze dag maar beter optimaal kon benutten. Wie weet kwam ik hier nog ooit terug.
Een spoorzoeker wandelde met Mike terug in de richting van het kamp met een tussenstop bij de waterval; ikzelf ging met de gids en de andere tracker opnieuw op zoek naar onze familie.
Na drie kwartier kwamen we ze weer op het spoor. Het alfamannetje en sommige van zijn broeders zaten aan een riviertje te genieten van het uitzicht.
Ik ging op de andere oever staan maar dat was niet naar de zin van humeurige Chris, een grijs en oud lid van de groep.
Hij kwam dreigend op me af en even werd het weer hilarisch toen ik vanuit mijn ooghoek mijn twee beschermers elk een flinke kei zag oprapen. Chris aarzelde geen moment en deed net hetzelfde. We stonden met zijn allen schaakmat.
De chimpanzee vluchtte uiteindelijk het woud in en kwam er een paar meter verder weer uit, nog altijd met het vaste voornemen ondergetekende uit te schakelen.
Hij probeerde het tenslotte nog een keer vanop de andere oever en toen achtten we het raadzamer om te vertrekken.
Mijn twee collega's zetten er flink de pas in en door alle adrenaline-opstoten van de voorbije uren kon ik ze zowaar nog bijhouden ook.
Ondertussen werden we ook ge-entertaind door de radeloze begeleider van Mike. Zo had ik mijn vriend nog nooit meegemaakt. Hij was totaal uitgeput door de zware tocht en hij zeurde de spoorzoeker de oren van de kop.
De radio stond bijna doorlopend aan want de arme jongen wist echt niet meer wat ie aan moest met die ouwe, vervelende kwal.
Het hele zaakje kwam tot een totale ontploffing toen wij drie nog voor Mike en zijn gids bij de watervallen aankwamen. We hadden alles gegeven om ze voor te zijn en we stonden uit te blazen toen mijn ontevreden vriend kwam aangezwijmeld.
We kregen met zijn allen de volle laag maar toen kalmeerde Mike gelukkig weer nadat we hem overtuigd hadden om volledig gekleed een douche te nemen.
De dag erop zou de boot ons om tien uur 's ochtends terug naar Kigoma brengen maar wegens afrikaanse en onverklaarbare redenen voeren we maar om zeven uur 's avonds in het stikdonker uit.
We verbleven opnieuw een nacht in ons favoriete hotel en in twee dagen reden we zonder opmerkelijke gebeurtenissen de lange weg terug naar Arusha.
In het gastenboek had ik het volgende geschreven:
YESTERDAY AS I CLIMBED UP A HILL
I MET A MAN WHO WASN'T ME
HE WASN'T ME AGAIN TODAY
THAT MAN MUST BE A CHIMPANZEE...
en dat moet zowat het hele prachtige bezoek samenvatten...
dinsdag 12 mei 2009
HET REGENT OUWE WIJVEN (DEEL III)
voor diegenen die er ooit geweest zijn: deze rivier is mijn straatje...
op weg naar het bureau werden de bange voorgevoelens er niet minder om.
de poort, al helemaal scheefgetrokken door de kracht van het water.
Bemerk hoe hoog het water rechts staat bij het binnenrijden.
maandag 11 mei 2009
CHIMPATIEK BEZOEK (DEEL III)
We vonden het beach hotel (geen strand te bekennen en gelegen op de top van een hoge heuvel) en we speelden onze rol van touroparators perfect. We kregen dertig procent reductie en tijdens het diner wilde de manager ons nog een fles wijn cadeau doen.
We voelden ons zo schuldig over het aanbod dat we weigerden onder het voorwendsel dat we geen cadeaus mochten ontvangen om zo onomkoopbaar te blijven.
Het hotel had een prachtig zicht op het Tanganyikameer. Althans alvorens de architect zijn plannen ontvouwde.
De kamers keken uit op een blinde muur; rond het terras was een muur van een kleine meter hoog gebouwd en om het helemaal af te maken had iemand het lumineuze idee gehad om cypressen rondom het domein te planten.
Je moest al bijna in een boom klimmen om iets van het meer te zien.
We gingen vroeg slapen en boekten een taxi voor de volgende ochtend. Hoe die kerels altijd op de hoogte zijn, is me een raadsel, maar de chauffeur dwong eerst een redelijke prijs af voor een rit tot aan het haventje waar we de passagiersboot zouden nemen maar stopte net beneden aan de heuvel alwaar eens in de zoveel dagen een boot van het park zelf aanlegde.
We betaalden de chauffeur dus veel teveel maar in ruil hadden we onze prive-sloep die bovendien nog gratis was ook.
Deogratias, de jonge gids, was zonder ons medeweten, gisteren ook nog in ons hotel geweest en we kregen de indruk dat ongeveer de hele kuststreek van onze komst op de hoogte was.
We voeren anderhalf uur over het langste meer van Afrika (en het tweede diepste ter wereld) en toen legden we aan bij het eenvoudige optrekje waar Jane Goodall, de gekende britse biologe haar leven sleet in de nabijheid van de mensapen.
We legden er onze verblijfsvisa voor, de mijne vervallen in maart 2008, die van Mike zelfs in 2007 en tot onze verrassing betaalden we veertig dollar per persoon in plaats van de aangeduide honderd.
Er is nog rechtvaardigheid in deze wereld van afdingen.
De koude douche kwam echter snel. Tien dollar voor het ontbijt (kop koffie - twee sneetjes brood - twee eieren en confituur), vijftien dollar voor lunch en voor dinner. (een fantasieloos bord met een kwak lokale brij) en daarnaast ook nog twintig dollar per nacht voor een muf kamertje met een lekkende douche met enkel koud water.
Maar ach, we waren heelhuids aangekomen, aan de overkant van het meer zagen we de dreigende bergen van onze belgische schandvlek en iets noorderlijker begon Burundi...
Op zondag stapten we het stukje vlakke land af en trapten we gelijk op onze adem. De hellingen waren verraderlijk steil en er scheen geen eind te komen aan onze klim.
De dampende hitte in een tropisch regenwoud dat langzaam bekwam van een vochtige nacht deed geen goed. Het zweet droop van ons gezicht terwijl we woedend naar de hielen keken van de berggeit die door moest gaan voor onze gids.
Twee uur voor ons, in het eerste aarzelende licht van de dag waren twee spoorzoekers op pad gegaan. Eens ze onze broeders vonden, zouden we via de radio op de hoogte gebracht worden van de exacte locatie.
We hotsten heuvels op en af, gleden op onze kont modderige hellingen af en glibberden langs steile wanden.
Deogratias waarschuwde ons ook meermaals niet zomaar alles wat we zagen vast te grijpen. Dit was het biotoop van de groene en zwarte mamba, van de boomslang en van de pofadder. Deze laatste glibberige gluiperd was de gevaarlijkste. Dik en loom en vertrouwend op zijn camouflagekleuren, maakte hij zich nooit uit te voeten.
Als je erop trapte was het al te laat.
Het gif spoot in je kuit of je enkel en langer dan een paar uur redde je het niet vooraleer je hart het begaf.
Eindelijk hoorden we de chimpanzees krijsen en roepen in de verte. We haastten ons nog een paar hellingen op en af en ik verdiende in mijn enthousiasme ongetwijfeld de bolletjestrui.
Beneden in een riviertje trof ik 1 van de spoorzoekers. Als een volleerd en ervaren chimpanzee kenner scande ik de bomen boven me af.
Kalm wees de tracker achter me.
Twee chimpanzees kwamen uit het struikgewas, rustten eventjes op een boomstam over het riviertje en kuierden dan op hun gemak de helling op.
Het was adembenemend om ze eindelijk in levende lijve te zien.
We stommelden de helling weer op en achtervolgden de twee.
Waar zij gingen zitten, rustten wij ook. Ze bekeken ons met een achteloze zelfzekerheid terwijl wij er als opgewonden schooljochies bij zaten.
Plots brak de hel los.
We zaten blijkbaar in het centrum van de groep en er scheen grote onenigheid te zijn. Van alle kanten schoten volwassen chimpanzees als kanonkogels langs ons heen.
Een volwassen mannetje schijnt de kracht te hebben van drie mensen en mijn hart bonkte in mijn keel toen twee van die mensapen recht op ons groepje afstoven.
De gids en de twee spoorzoekers schermden hun hoofd af met hun armen en ik deed wijselijk hetzelfde.
Zo snel als de oorlog begonnen was, zo snel ging de storm ook weer liggen.
Het enige geluid dat ik hoorde was het ruisen van het bloed in mijn slapen...
We voelden ons zo schuldig over het aanbod dat we weigerden onder het voorwendsel dat we geen cadeaus mochten ontvangen om zo onomkoopbaar te blijven.
Het hotel had een prachtig zicht op het Tanganyikameer. Althans alvorens de architect zijn plannen ontvouwde.
De kamers keken uit op een blinde muur; rond het terras was een muur van een kleine meter hoog gebouwd en om het helemaal af te maken had iemand het lumineuze idee gehad om cypressen rondom het domein te planten.
Je moest al bijna in een boom klimmen om iets van het meer te zien.
We gingen vroeg slapen en boekten een taxi voor de volgende ochtend. Hoe die kerels altijd op de hoogte zijn, is me een raadsel, maar de chauffeur dwong eerst een redelijke prijs af voor een rit tot aan het haventje waar we de passagiersboot zouden nemen maar stopte net beneden aan de heuvel alwaar eens in de zoveel dagen een boot van het park zelf aanlegde.
We betaalden de chauffeur dus veel teveel maar in ruil hadden we onze prive-sloep die bovendien nog gratis was ook.
Deogratias, de jonge gids, was zonder ons medeweten, gisteren ook nog in ons hotel geweest en we kregen de indruk dat ongeveer de hele kuststreek van onze komst op de hoogte was.
We voeren anderhalf uur over het langste meer van Afrika (en het tweede diepste ter wereld) en toen legden we aan bij het eenvoudige optrekje waar Jane Goodall, de gekende britse biologe haar leven sleet in de nabijheid van de mensapen.
We legden er onze verblijfsvisa voor, de mijne vervallen in maart 2008, die van Mike zelfs in 2007 en tot onze verrassing betaalden we veertig dollar per persoon in plaats van de aangeduide honderd.
Er is nog rechtvaardigheid in deze wereld van afdingen.
De koude douche kwam echter snel. Tien dollar voor het ontbijt (kop koffie - twee sneetjes brood - twee eieren en confituur), vijftien dollar voor lunch en voor dinner. (een fantasieloos bord met een kwak lokale brij) en daarnaast ook nog twintig dollar per nacht voor een muf kamertje met een lekkende douche met enkel koud water.
Maar ach, we waren heelhuids aangekomen, aan de overkant van het meer zagen we de dreigende bergen van onze belgische schandvlek en iets noorderlijker begon Burundi...
Op zondag stapten we het stukje vlakke land af en trapten we gelijk op onze adem. De hellingen waren verraderlijk steil en er scheen geen eind te komen aan onze klim.
De dampende hitte in een tropisch regenwoud dat langzaam bekwam van een vochtige nacht deed geen goed. Het zweet droop van ons gezicht terwijl we woedend naar de hielen keken van de berggeit die door moest gaan voor onze gids.
Twee uur voor ons, in het eerste aarzelende licht van de dag waren twee spoorzoekers op pad gegaan. Eens ze onze broeders vonden, zouden we via de radio op de hoogte gebracht worden van de exacte locatie.
We hotsten heuvels op en af, gleden op onze kont modderige hellingen af en glibberden langs steile wanden.
Deogratias waarschuwde ons ook meermaals niet zomaar alles wat we zagen vast te grijpen. Dit was het biotoop van de groene en zwarte mamba, van de boomslang en van de pofadder. Deze laatste glibberige gluiperd was de gevaarlijkste. Dik en loom en vertrouwend op zijn camouflagekleuren, maakte hij zich nooit uit te voeten.
Als je erop trapte was het al te laat.
Het gif spoot in je kuit of je enkel en langer dan een paar uur redde je het niet vooraleer je hart het begaf.
Eindelijk hoorden we de chimpanzees krijsen en roepen in de verte. We haastten ons nog een paar hellingen op en af en ik verdiende in mijn enthousiasme ongetwijfeld de bolletjestrui.
Beneden in een riviertje trof ik 1 van de spoorzoekers. Als een volleerd en ervaren chimpanzee kenner scande ik de bomen boven me af.
Kalm wees de tracker achter me.
Twee chimpanzees kwamen uit het struikgewas, rustten eventjes op een boomstam over het riviertje en kuierden dan op hun gemak de helling op.
Het was adembenemend om ze eindelijk in levende lijve te zien.
We stommelden de helling weer op en achtervolgden de twee.
Waar zij gingen zitten, rustten wij ook. Ze bekeken ons met een achteloze zelfzekerheid terwijl wij er als opgewonden schooljochies bij zaten.
Plots brak de hel los.
We zaten blijkbaar in het centrum van de groep en er scheen grote onenigheid te zijn. Van alle kanten schoten volwassen chimpanzees als kanonkogels langs ons heen.
Een volwassen mannetje schijnt de kracht te hebben van drie mensen en mijn hart bonkte in mijn keel toen twee van die mensapen recht op ons groepje afstoven.
De gids en de twee spoorzoekers schermden hun hoofd af met hun armen en ik deed wijselijk hetzelfde.
Zo snel als de oorlog begonnen was, zo snel ging de storm ook weer liggen.
Het enige geluid dat ik hoorde was het ruisen van het bloed in mijn slapen...
zaterdag 9 mei 2009
HET REGENT OUWE WIJVEN (DEEL II)
Hoezo, een tropisch regenbuitje?
Om zes uur 's ochtends werd ik gebeld door onze nachtwakers. De beelden zijn gemaakt rond half zeven. Toen was het ergste al achter de rug.
Om tien uur was alles weer droog....
de werkplaats van de schrijnwerker en onze
naaister...
de tuin, het visitekaartje van de zaak...
altijd opgewekte Zena probeert haar
borstel te redden...
ongetwijfeld de meest spectaculaire beelden...
Om zes uur 's ochtends werd ik gebeld door onze nachtwakers. De beelden zijn gemaakt rond half zeven. Toen was het ergste al achter de rug.
Om tien uur was alles weer droog....
de werkplaats van de schrijnwerker en onze
naaister...
de tuin, het visitekaartje van de zaak...
altijd opgewekte Zena probeert haar
borstel te redden...
ongetwijfeld de meest spectaculaire beelden...
vrijdag 8 mei 2009
CHIMPATIEK BEZOEK (DEEL II)
...In de geleende Range Rover van mijn buurman vertrokken we voor wat een zware tocht beloofde te worden...
...Een paar kilometer na Kibaoni, de stoffige afslag naar het park, veranderde de weg in een piste...
...Met een metalen kabel, een iel boompje en veel mankracht werd gepoogd om het gevaarte weer vlot te trekken...
EEN CHIMPATIEK BEZOEK
Op dinsdag kwamen Mike en ik terug van een bezoek aan Karatu, het laatste dorpje vlak voor de legendarische Ngorongorokrater en de Serengeti vlaktes en op donderdagochtend, nog voor het licht werd, reden we opnieuw.
In de geleende Range Rover van mijn buurman vertrokken we voor wat een zware tocht beloofde te worden.
Duizend driehonderd kilometer enkele reis om de chimpanzees in het westen van Tanzania te bezoeken. Het leek ons een leuk uitstapje...
We reden slapend Arusha uit en zetten koers naar de noordelijke parken. De weg naar Lake Manyara, de krater, de Serengeti en Tarangire is een paar jaar geleden heraangelegd door chinese wegenwerkers en is biljartglad.
De dag ervoor had ik - voor het eerst sinds drie jaar - een tanzaniaans rijbewijs bemachtigd. Samen met het openen van een rekening bij een plaatselijke bank had het me een volle dag gekost maar nu had ik het kleinood eindelijk in mijn zak. Het betrof een amateuristisch boekje met twee bladzijden en een scheefgedrukte gouden opdruk.
Bladzijde 1 gaf me het recht om het even welk voertuig te besturen, zelfs trucks met opleggers. Deze bevordering had ik te danken aan het feit dat ik voor de antichrist een moto-rijbewijs wilde en voor de auto van het werk, die ik sinds kort als legaal voordeel gekregen heb, was een rijbewijs B het benodigde document.
Na een oeverloze discussie met de bevoegde diensten werd me dan maar een rijbewijs C toegeschoven. Ik kijk nog even na of ik nu ook vliegtuigen mag besturen; het zou me in elk geval niet verwonderen.
Aangezien ik altijd met de antichrist rondrijd, kon ik de controles tot nu toe ontwijken. Politieagenten wisten niet goed waar ze het smeergeld moesten genereren bij een motorfiets en lieten me altijd met rust.
We waren net de stad uit en toen mocht ik tot mijn grote blijdschap al stoppen en het benodigde document vol trots aan de verkeersofficier voorleggen.
Alles bleek in orde - je weet het hier nooit - en opgelucht zetten we onze weg verder.
In Makuyuni lieten we de belangrijkste parken rechts liggen en reden we in de richting van het Tarangire National Park en de hoofdstad Dodoma; een eenzame giraf staarde ons mismoedig na...
Het mag duidelijk zijn dat alles in het noorden van Tanzania in het teken van het toerisme staat. Een paar kilometer na Kibaoni, de stoffige afslag naar het park, veranderde de weg in een piste, met grote gaten en puntige keien.
We slalomden een dubbele afstand en bereikten Babati waar we als ontbijt elk twee chapati's naar binnen werkten (bloemige, dikke pannekoeken - geen beleg noch boter) en het zaakje doorspoelden met chai (thee met half melk/half water en een overdaad aan suiker).
We betaalden een euro voor ons beiden en zetten de weg voort over onmogelijk slechte pistes.
Tijdens een plaspauze hoorden we een scherp en fluitend geluid. De rechterachterband gaf het op.
Mike dacht nog even het onheil af te wenden door de hele tijd nee nee nee te roepen en beide handen op de buitenband te houden maar zijn geniale plan lukte niet echt.
We verwisseldende de lekke band met ons enige reservewiel en voorzichtig kachelden we verder tot Singida.
We lieten de band repareren - een roestige nagel was de boosdoener en na een oninspirerende lunch zetten we onze weg verder.
Zonder verdere incidenten bereikten we Nzega waar we een hotelletje zochten voor de nacht. Tijdens ons verblijf in het onbeduidende stadje, enkel gekend voor zijn goudmijn, werd drie en een half miljoen euro aan puur goud buitgemaakt.
Helaas waren Mike en ikzelf geen aandeelhouders in het roverssyndicaat en vroeg in de ochtend zetten we onze weg verder.
We bereikten Kahama, een stoffige overnachtingsplaats voor truckchauffeurs en aangezien we op de weg reden die naar Burundi en Rwanda leidde, werden de politiecontroles veelvuldiger.
We werden gecheckt op wapens en moesten elke keer het hele praatje met de verveelde agenten doorstaan (waar kom je vandaan - waar ga je heen - sorry voor de reis en het stof - heb je niet een kleinigheid voor ons voor een kop thee).
Tijdens de laatste paar honderd kilometers passeerden we nog een truck met oplegger die slagzij had gemaakt door een lekke band.
Met een metalen kabel, een iel boompje en veel mankracht werd gepoogd om het gevaarte weer vlot te trekken en inderdaad stond alles weer op de wielen toen we drie dagen later opnieuw passeerden...
Vlak voor Kigoma, kregen we nog tachtig kilometer onmogelijk slechte weg voor de kiezen en toen bereikten we Ujiji waar Stanley na lange omzwervingen Livingstone terugvond...
In de geleende Range Rover van mijn buurman vertrokken we voor wat een zware tocht beloofde te worden.
Duizend driehonderd kilometer enkele reis om de chimpanzees in het westen van Tanzania te bezoeken. Het leek ons een leuk uitstapje...
We reden slapend Arusha uit en zetten koers naar de noordelijke parken. De weg naar Lake Manyara, de krater, de Serengeti en Tarangire is een paar jaar geleden heraangelegd door chinese wegenwerkers en is biljartglad.
De dag ervoor had ik - voor het eerst sinds drie jaar - een tanzaniaans rijbewijs bemachtigd. Samen met het openen van een rekening bij een plaatselijke bank had het me een volle dag gekost maar nu had ik het kleinood eindelijk in mijn zak. Het betrof een amateuristisch boekje met twee bladzijden en een scheefgedrukte gouden opdruk.
Bladzijde 1 gaf me het recht om het even welk voertuig te besturen, zelfs trucks met opleggers. Deze bevordering had ik te danken aan het feit dat ik voor de antichrist een moto-rijbewijs wilde en voor de auto van het werk, die ik sinds kort als legaal voordeel gekregen heb, was een rijbewijs B het benodigde document.
Na een oeverloze discussie met de bevoegde diensten werd me dan maar een rijbewijs C toegeschoven. Ik kijk nog even na of ik nu ook vliegtuigen mag besturen; het zou me in elk geval niet verwonderen.
Aangezien ik altijd met de antichrist rondrijd, kon ik de controles tot nu toe ontwijken. Politieagenten wisten niet goed waar ze het smeergeld moesten genereren bij een motorfiets en lieten me altijd met rust.
We waren net de stad uit en toen mocht ik tot mijn grote blijdschap al stoppen en het benodigde document vol trots aan de verkeersofficier voorleggen.
Alles bleek in orde - je weet het hier nooit - en opgelucht zetten we onze weg verder.
In Makuyuni lieten we de belangrijkste parken rechts liggen en reden we in de richting van het Tarangire National Park en de hoofdstad Dodoma; een eenzame giraf staarde ons mismoedig na...
Het mag duidelijk zijn dat alles in het noorden van Tanzania in het teken van het toerisme staat. Een paar kilometer na Kibaoni, de stoffige afslag naar het park, veranderde de weg in een piste, met grote gaten en puntige keien.
We slalomden een dubbele afstand en bereikten Babati waar we als ontbijt elk twee chapati's naar binnen werkten (bloemige, dikke pannekoeken - geen beleg noch boter) en het zaakje doorspoelden met chai (thee met half melk/half water en een overdaad aan suiker).
We betaalden een euro voor ons beiden en zetten de weg voort over onmogelijk slechte pistes.
Tijdens een plaspauze hoorden we een scherp en fluitend geluid. De rechterachterband gaf het op.
Mike dacht nog even het onheil af te wenden door de hele tijd nee nee nee te roepen en beide handen op de buitenband te houden maar zijn geniale plan lukte niet echt.
We verwisseldende de lekke band met ons enige reservewiel en voorzichtig kachelden we verder tot Singida.
We lieten de band repareren - een roestige nagel was de boosdoener en na een oninspirerende lunch zetten we onze weg verder.
Zonder verdere incidenten bereikten we Nzega waar we een hotelletje zochten voor de nacht. Tijdens ons verblijf in het onbeduidende stadje, enkel gekend voor zijn goudmijn, werd drie en een half miljoen euro aan puur goud buitgemaakt.
Helaas waren Mike en ikzelf geen aandeelhouders in het roverssyndicaat en vroeg in de ochtend zetten we onze weg verder.
We bereikten Kahama, een stoffige overnachtingsplaats voor truckchauffeurs en aangezien we op de weg reden die naar Burundi en Rwanda leidde, werden de politiecontroles veelvuldiger.
We werden gecheckt op wapens en moesten elke keer het hele praatje met de verveelde agenten doorstaan (waar kom je vandaan - waar ga je heen - sorry voor de reis en het stof - heb je niet een kleinigheid voor ons voor een kop thee).
Tijdens de laatste paar honderd kilometers passeerden we nog een truck met oplegger die slagzij had gemaakt door een lekke band.
Met een metalen kabel, een iel boompje en veel mankracht werd gepoogd om het gevaarte weer vlot te trekken en inderdaad stond alles weer op de wielen toen we drie dagen later opnieuw passeerden...
Vlak voor Kigoma, kregen we nog tachtig kilometer onmogelijk slechte weg voor de kiezen en toen bereikten we Ujiji waar Stanley na lange omzwervingen Livingstone terugvond...
woensdag 6 mei 2009
HET REGENT OUWE WIJVEN
Het is koud in Arusha.
Grijs en nat.
Bewolkt en deprimerend.
In de namiddag klaart alles op en wordt de lucht weer staalblauw. 's Ochtends staan alle wegen blank en spuit het water uit de riolen die de tropische buien niet meer kunnen slikken.
Na een uur of drie harde afrikaanse zon ziet alles er weer volledig droog uit.
De uren waarop ik de Antichrist, mijn nukkige motor, gebruik zijn natuurlijk ook de uren waarop de regen naar beneden gutst...
Ik heb meer douches genomen in de laatste drie dagen dan in de rest van mijn leven...
Vandaag zei Zena, de altijd goedgemutste poetsvrouw weer iets met afrikaanse inslag. Iedereen loopt overal binnen met modderschoenen en Zena probeert wanhopig de hele tent netjes te houden.
"Wat een regen," verzucht ik. "Ach," antwoordt Zena laconiek, "dan is er tenminste geen stof..."
Grijs en nat.
Bewolkt en deprimerend.
In de namiddag klaart alles op en wordt de lucht weer staalblauw. 's Ochtends staan alle wegen blank en spuit het water uit de riolen die de tropische buien niet meer kunnen slikken.
Na een uur of drie harde afrikaanse zon ziet alles er weer volledig droog uit.
De uren waarop ik de Antichrist, mijn nukkige motor, gebruik zijn natuurlijk ook de uren waarop de regen naar beneden gutst...
Ik heb meer douches genomen in de laatste drie dagen dan in de rest van mijn leven...
Vandaag zei Zena, de altijd goedgemutste poetsvrouw weer iets met afrikaanse inslag. Iedereen loopt overal binnen met modderschoenen en Zena probeert wanhopig de hele tent netjes te houden.
"Wat een regen," verzucht ik. "Ach," antwoordt Zena laconiek, "dan is er tenminste geen stof..."
dinsdag 5 mei 2009
VOORPROEFJE
Hierbij alvast een voorproefje van het bezoek aan de chimpanzees in Gombe Stream.
Het geluid schijnt hier niet te werken, maar zit je op het werk, dan draai je best het volume wat naar beneden want die kereltjes kunnen een herrie maken...
baby aan het spelen in de bomen...
ruzie op grote hoogte en iedereen schijnt er zich in te willen mengen...
Het geluid schijnt hier niet te werken, maar zit je op het werk, dan draai je best het volume wat naar beneden want die kereltjes kunnen een herrie maken...
baby aan het spelen in de bomen...
ruzie op grote hoogte en iedereen schijnt er zich in te willen mengen...
maandag 4 mei 2009
WE REIZEN OM TE LEREN (DEEL III)
... Op zondag werd een uitstap gepland naar Lake Eyasi....
...bezochten we de Hadzabe, de laatste jagers-verzamelaars van Tanzania...
...en mochten tenslotte nog wat boogschieten met de mannen...
...de tatouages die aangebracht werden in het gezicht van de vrouwen (vervaarlijk maar mooi)...
...en zagen tenslotte hoe hun smid zijn werk deed...
...op de weg terug naar de bewoonde wereld bezochten we nog mijn goede vriend Pallangyo die nog steeds de manager was van Crater Forest Tented Lodge...
WE REIZEN OM TE LEREN (DEEL II)
Op zondag werd een uitstap gepland naar Lake Eyasi. Ik werkte er ooit voor een paar kortere periodes en ik zag er erg naar uit de streek opnieuw te bezoeken.
We laadden een volle koelbox in de Land Rover en met zijn zessen vertrokken we richting onherbergzaam binnenland.
De weg was nog slechter dan toen ik hem de laatste keer gereden had. We hotsten aan een slakkengangetje door een ruw en puur landschap en Mike bleek een prima gids te zijn voor de vele verschillende vogels in de streek.
Vlakbij Lake Eyasi bezochten we de Hadzabe, de laatste jagers-verzamelaars van Tanzania. Sommige families weren elk contact van buitenaf en jagen nog met houten pijlen en bogen. Metaal en geld is hun onbekend en sinds duizenden jaren houden ze een onveranderde levenswijze aan.
Er zijn nog een drieduizendtal Hadzabe over van de honderduizend die de streek onveilig maakten drie decenia geleden.
De gemiddelde levensverwachting lag rond de veertig jaar en mannen en vrouwen leefden gescheiden op een kleine open plaats in het woud.
De mannen gingen jagen, aten daar eerst en brachten dan wat over was naar de vrouwen en de kinderen. Nodeloos uit te leggen dat deze laatsten er niet erg gezond uitzagen.
De Hadzabe hadden tenten noch dekens en bij de kleine familie van een dertigtal personen die wij bezochten waren twee kleine hutten gebouwd die gebruikt konden worden door hoogzwangere en net bevallen vrouwen. De rest sliep gewoon in "hotel des milles etoiles"....
We gingen mee met de vrouwen om wortels uit te graven, kregen bijzonderheden te horen over bomen en planten met geneeskrachtige werking en mochten tenslotte nog wat boogschieten met de mannen.
Het was verbazingwekkend te zien hoe deze mensen als het ware oplosten in de natuur...
Het ene moment liepen we middenin een groepje druk kwetterende jagers, het volgende ogenblik was iedereen verdwenen...
Daarna ging het naar de Datoga stam. We bekeken er hun lokale woning (klein en bedompt), de tatouages die aangebracht werden in het gezicht van de vrouwen (vervaarlijk maar mooi) en zagen tenslotte hoe hun smid zijn werk deed.
Met een beitel kliefde hij een hangslot in twee, smolt het metaal onder houtskool en maakte er tenslotte een prachtig bewerkte armband van. Heel interessant om te zien hoe de man enkel op zijn vakkennis vertrouwde en geen enkel geavanceerd toestel nodig had.
We gingen eten in het onvolprezen Lumumba Complex, een klein en vies eettentje met vettig geitenvlees en warme drankjes en op de weg terug naar de bewoonde wereld bezochten we nog mijn goede vriend Pallangyo die nog steeds de manager was van Crater Forest Tented Lodge.
Op maandag namen we afscheid van Leila die alleen achterbleef in het verder lege hotel en brachten we Irene terug naar de luchthaven voor de vlucht naar Dar.
Onderweg bespraken Mike en ik de mogelijkheden van een volgend avontuur.
Met de auto 1300km enkele reis over rode pistes naar Kigoma om de chimpanzees te bezoeken.
Voor mij mocht de vakantie blijven duren...
We laadden een volle koelbox in de Land Rover en met zijn zessen vertrokken we richting onherbergzaam binnenland.
De weg was nog slechter dan toen ik hem de laatste keer gereden had. We hotsten aan een slakkengangetje door een ruw en puur landschap en Mike bleek een prima gids te zijn voor de vele verschillende vogels in de streek.
Vlakbij Lake Eyasi bezochten we de Hadzabe, de laatste jagers-verzamelaars van Tanzania. Sommige families weren elk contact van buitenaf en jagen nog met houten pijlen en bogen. Metaal en geld is hun onbekend en sinds duizenden jaren houden ze een onveranderde levenswijze aan.
Er zijn nog een drieduizendtal Hadzabe over van de honderduizend die de streek onveilig maakten drie decenia geleden.
De gemiddelde levensverwachting lag rond de veertig jaar en mannen en vrouwen leefden gescheiden op een kleine open plaats in het woud.
De mannen gingen jagen, aten daar eerst en brachten dan wat over was naar de vrouwen en de kinderen. Nodeloos uit te leggen dat deze laatsten er niet erg gezond uitzagen.
De Hadzabe hadden tenten noch dekens en bij de kleine familie van een dertigtal personen die wij bezochten waren twee kleine hutten gebouwd die gebruikt konden worden door hoogzwangere en net bevallen vrouwen. De rest sliep gewoon in "hotel des milles etoiles"....
We gingen mee met de vrouwen om wortels uit te graven, kregen bijzonderheden te horen over bomen en planten met geneeskrachtige werking en mochten tenslotte nog wat boogschieten met de mannen.
Het was verbazingwekkend te zien hoe deze mensen als het ware oplosten in de natuur...
Het ene moment liepen we middenin een groepje druk kwetterende jagers, het volgende ogenblik was iedereen verdwenen...
Daarna ging het naar de Datoga stam. We bekeken er hun lokale woning (klein en bedompt), de tatouages die aangebracht werden in het gezicht van de vrouwen (vervaarlijk maar mooi) en zagen tenslotte hoe hun smid zijn werk deed.
Met een beitel kliefde hij een hangslot in twee, smolt het metaal onder houtskool en maakte er tenslotte een prachtig bewerkte armband van. Heel interessant om te zien hoe de man enkel op zijn vakkennis vertrouwde en geen enkel geavanceerd toestel nodig had.
We gingen eten in het onvolprezen Lumumba Complex, een klein en vies eettentje met vettig geitenvlees en warme drankjes en op de weg terug naar de bewoonde wereld bezochten we nog mijn goede vriend Pallangyo die nog steeds de manager was van Crater Forest Tented Lodge.
Op maandag namen we afscheid van Leila die alleen achterbleef in het verder lege hotel en brachten we Irene terug naar de luchthaven voor de vlucht naar Dar.
Onderweg bespraken Mike en ik de mogelijkheden van een volgend avontuur.
Met de auto 1300km enkele reis over rode pistes naar Kigoma om de chimpanzees te bezoeken.
Voor mij mocht de vakantie blijven duren...
Abonneren op:
Posts (Atom)