Op dinsdag kwamen Mike en ik terug van een bezoek aan Karatu, het laatste dorpje vlak voor de legendarische Ngorongorokrater en de Serengeti vlaktes en op donderdagochtend, nog voor het licht werd, reden we opnieuw.
In de geleende Range Rover van mijn buurman vertrokken we voor wat een zware tocht beloofde te worden.
Duizend driehonderd kilometer enkele reis om de chimpanzees in het westen van Tanzania te bezoeken. Het leek ons een leuk uitstapje...
We reden slapend Arusha uit en zetten koers naar de noordelijke parken. De weg naar Lake Manyara, de krater, de Serengeti en Tarangire is een paar jaar geleden heraangelegd door chinese wegenwerkers en is biljartglad.
De dag ervoor had ik - voor het eerst sinds drie jaar - een tanzaniaans rijbewijs bemachtigd. Samen met het openen van een rekening bij een plaatselijke bank had het me een volle dag gekost maar nu had ik het kleinood eindelijk in mijn zak. Het betrof een amateuristisch boekje met twee bladzijden en een scheefgedrukte gouden opdruk.
Bladzijde 1 gaf me het recht om het even welk voertuig te besturen, zelfs trucks met opleggers. Deze bevordering had ik te danken aan het feit dat ik voor de antichrist een moto-rijbewijs wilde en voor de auto van het werk, die ik sinds kort als legaal voordeel gekregen heb, was een rijbewijs B het benodigde document.
Na een oeverloze discussie met de bevoegde diensten werd me dan maar een rijbewijs C toegeschoven. Ik kijk nog even na of ik nu ook vliegtuigen mag besturen; het zou me in elk geval niet verwonderen.
Aangezien ik altijd met de antichrist rondrijd, kon ik de controles tot nu toe ontwijken. Politieagenten wisten niet goed waar ze het smeergeld moesten genereren bij een motorfiets en lieten me altijd met rust.
We waren net de stad uit en toen mocht ik tot mijn grote blijdschap al stoppen en het benodigde document vol trots aan de verkeersofficier voorleggen.
Alles bleek in orde - je weet het hier nooit - en opgelucht zetten we onze weg verder.
In Makuyuni lieten we de belangrijkste parken rechts liggen en reden we in de richting van het Tarangire National Park en de hoofdstad Dodoma; een eenzame giraf staarde ons mismoedig na...
Het mag duidelijk zijn dat alles in het noorden van Tanzania in het teken van het toerisme staat. Een paar kilometer na Kibaoni, de stoffige afslag naar het park, veranderde de weg in een piste, met grote gaten en puntige keien.
We slalomden een dubbele afstand en bereikten Babati waar we als ontbijt elk twee chapati's naar binnen werkten (bloemige, dikke pannekoeken - geen beleg noch boter) en het zaakje doorspoelden met chai (thee met half melk/half water en een overdaad aan suiker).
We betaalden een euro voor ons beiden en zetten de weg voort over onmogelijk slechte pistes.
Tijdens een plaspauze hoorden we een scherp en fluitend geluid. De rechterachterband gaf het op.
Mike dacht nog even het onheil af te wenden door de hele tijd nee nee nee te roepen en beide handen op de buitenband te houden maar zijn geniale plan lukte niet echt.
We verwisseldende de lekke band met ons enige reservewiel en voorzichtig kachelden we verder tot Singida.
We lieten de band repareren - een roestige nagel was de boosdoener en na een oninspirerende lunch zetten we onze weg verder.
Zonder verdere incidenten bereikten we Nzega waar we een hotelletje zochten voor de nacht. Tijdens ons verblijf in het onbeduidende stadje, enkel gekend voor zijn goudmijn, werd drie en een half miljoen euro aan puur goud buitgemaakt.
Helaas waren Mike en ikzelf geen aandeelhouders in het roverssyndicaat en vroeg in de ochtend zetten we onze weg verder.
We bereikten Kahama, een stoffige overnachtingsplaats voor truckchauffeurs en aangezien we op de weg reden die naar Burundi en Rwanda leidde, werden de politiecontroles veelvuldiger.
We werden gecheckt op wapens en moesten elke keer het hele praatje met de verveelde agenten doorstaan (waar kom je vandaan - waar ga je heen - sorry voor de reis en het stof - heb je niet een kleinigheid voor ons voor een kop thee).
Tijdens de laatste paar honderd kilometers passeerden we nog een truck met oplegger die slagzij had gemaakt door een lekke band.
Met een metalen kabel, een iel boompje en veel mankracht werd gepoogd om het gevaarte weer vlot te trekken en inderdaad stond alles weer op de wielen toen we drie dagen later opnieuw passeerden...
Vlak voor Kigoma, kregen we nog tachtig kilometer onmogelijk slechte weg voor de kiezen en toen bereikten we Ujiji waar Stanley na lange omzwervingen Livingstone terugvond...
2 opmerkingen:
Dit klinkt avontuurlijk maar nu weet ik ook waarom je mij een vliegtuig adviseert !
Hallo Jan ,weer erg leuk je verhalen.De foto's maakt het helemaal af.
Een reactie posten