We vonden het beach hotel (geen strand te bekennen en gelegen op de top van een hoge heuvel) en we speelden onze rol van touroparators perfect. We kregen dertig procent reductie en tijdens het diner wilde de manager ons nog een fles wijn cadeau doen.
We voelden ons zo schuldig over het aanbod dat we weigerden onder het voorwendsel dat we geen cadeaus mochten ontvangen om zo onomkoopbaar te blijven.
Het hotel had een prachtig zicht op het Tanganyikameer. Althans alvorens de architect zijn plannen ontvouwde.
De kamers keken uit op een blinde muur; rond het terras was een muur van een kleine meter hoog gebouwd en om het helemaal af te maken had iemand het lumineuze idee gehad om cypressen rondom het domein te planten.
Je moest al bijna in een boom klimmen om iets van het meer te zien.
We gingen vroeg slapen en boekten een taxi voor de volgende ochtend. Hoe die kerels altijd op de hoogte zijn, is me een raadsel, maar de chauffeur dwong eerst een redelijke prijs af voor een rit tot aan het haventje waar we de passagiersboot zouden nemen maar stopte net beneden aan de heuvel alwaar eens in de zoveel dagen een boot van het park zelf aanlegde.
We betaalden de chauffeur dus veel teveel maar in ruil hadden we onze prive-sloep die bovendien nog gratis was ook.
Deogratias, de jonge gids, was zonder ons medeweten, gisteren ook nog in ons hotel geweest en we kregen de indruk dat ongeveer de hele kuststreek van onze komst op de hoogte was.
We voeren anderhalf uur over het langste meer van Afrika (en het tweede diepste ter wereld) en toen legden we aan bij het eenvoudige optrekje waar Jane Goodall, de gekende britse biologe haar leven sleet in de nabijheid van de mensapen.
We legden er onze verblijfsvisa voor, de mijne vervallen in maart 2008, die van Mike zelfs in 2007 en tot onze verrassing betaalden we veertig dollar per persoon in plaats van de aangeduide honderd.
Er is nog rechtvaardigheid in deze wereld van afdingen.
De koude douche kwam echter snel. Tien dollar voor het ontbijt (kop koffie - twee sneetjes brood - twee eieren en confituur), vijftien dollar voor lunch en voor dinner. (een fantasieloos bord met een kwak lokale brij) en daarnaast ook nog twintig dollar per nacht voor een muf kamertje met een lekkende douche met enkel koud water.
Maar ach, we waren heelhuids aangekomen, aan de overkant van het meer zagen we de dreigende bergen van onze belgische schandvlek en iets noorderlijker begon Burundi...
Op zondag stapten we het stukje vlakke land af en trapten we gelijk op onze adem. De hellingen waren verraderlijk steil en er scheen geen eind te komen aan onze klim.
De dampende hitte in een tropisch regenwoud dat langzaam bekwam van een vochtige nacht deed geen goed. Het zweet droop van ons gezicht terwijl we woedend naar de hielen keken van de berggeit die door moest gaan voor onze gids.
Twee uur voor ons, in het eerste aarzelende licht van de dag waren twee spoorzoekers op pad gegaan. Eens ze onze broeders vonden, zouden we via de radio op de hoogte gebracht worden van de exacte locatie.
We hotsten heuvels op en af, gleden op onze kont modderige hellingen af en glibberden langs steile wanden.
Deogratias waarschuwde ons ook meermaals niet zomaar alles wat we zagen vast te grijpen. Dit was het biotoop van de groene en zwarte mamba, van de boomslang en van de pofadder. Deze laatste glibberige gluiperd was de gevaarlijkste. Dik en loom en vertrouwend op zijn camouflagekleuren, maakte hij zich nooit uit te voeten.
Als je erop trapte was het al te laat.
Het gif spoot in je kuit of je enkel en langer dan een paar uur redde je het niet vooraleer je hart het begaf.
Eindelijk hoorden we de chimpanzees krijsen en roepen in de verte. We haastten ons nog een paar hellingen op en af en ik verdiende in mijn enthousiasme ongetwijfeld de bolletjestrui.
Beneden in een riviertje trof ik 1 van de spoorzoekers. Als een volleerd en ervaren chimpanzee kenner scande ik de bomen boven me af.
Kalm wees de tracker achter me.
Twee chimpanzees kwamen uit het struikgewas, rustten eventjes op een boomstam over het riviertje en kuierden dan op hun gemak de helling op.
Het was adembenemend om ze eindelijk in levende lijve te zien.
We stommelden de helling weer op en achtervolgden de twee.
Waar zij gingen zitten, rustten wij ook. Ze bekeken ons met een achteloze zelfzekerheid terwijl wij er als opgewonden schooljochies bij zaten.
Plots brak de hel los.
We zaten blijkbaar in het centrum van de groep en er scheen grote onenigheid te zijn. Van alle kanten schoten volwassen chimpanzees als kanonkogels langs ons heen.
Een volwassen mannetje schijnt de kracht te hebben van drie mensen en mijn hart bonkte in mijn keel toen twee van die mensapen recht op ons groepje afstoven.
De gids en de twee spoorzoekers schermden hun hoofd af met hun armen en ik deed wijselijk hetzelfde.
Zo snel als de oorlog begonnen was, zo snel ging de storm ook weer liggen.
Het enige geluid dat ik hoorde was het ruisen van het bloed in mijn slapen...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten