Het is weer die dag waarop je extra je best moet doen.| (Alsof dat niet elke dag moet).
De verwachtingen zijn hoog, de bloemen zijn duur, Chocolaatjes zijn vegan en het weer is weer guur.
En net op die dag wordt van ons verwacht dat we een beetje melig gaan doen. Samen uit eten en een beetje naar elkaar kijken. In het slechtste geval valt er zelfs niet veel te vertellen want het is allemaal al gezegd.
Voor zij die, zoals ik, geloven in de echte liefde staat hieronder opnieuw de jaarlijkse ode van het zevende knoopsgat.
Poets je tanden en je schoenen; kam je haren en het tapijt Ontkurk een fles en je diepste gevoelens en ga heerlijk loos...
Ik ben
maar lucht en jij de ballon, Ik een dun straaltje maar jij bent de zon. Ik ben zo lui maar jij bent het paard. Ik ben de weg kwijt maar jij bent mijn kaart.
Jij bent
mijn gids want ik loop verloren.
Jij bent de olie en ik zal je boren.
Ik was de was maar jij bent de honing
Jij bent de Queen en ook wel de Koning.
Wij horen
tesamen zoals Tonic en Gin.
Onafscheidelijk zoals plus hoort bij min.
Wij vormen een stel zoals steen is met kool.
Jij bent het deksel en ik het riool.
Ik ben de Sneeuw en jij bent mijn Witje.
Jij de avocado en ik ben het pitje.
Ik ben de Duo en jij bent de Lingo.
We vonden elkaar en nu is het bingo.
Ik vlieg
goedkoop en jij KLM.
Ik ben zo dom maar jij dus heel slim.
Jij bent mijn vlam en ook wel mijn vonkje.
‘s Nachts wel iets minder want dan snurkje en ronkje.
Je beseft het nog niet, ik heb je echt beet.
De pret is voorbij en ‘t is maar dat je ‘t weet.
Altijd thuis om half negen!
Of het zit er weer tegen…
Het is heel lang stil geweest op deze blog en dat heeft een reden. Ik heb zin om allerlei leuke verhalen te vertellen over het dagdagelijkse leven in Tanzania en dat gaat heel dikwijls samen met avonturen die ietsje anders zijn dan wat we gewend zijn in Europa.
Op hetzelfde moment ben ik hard bezig met een betrouwbaar bedrijf uit te bouwen en het laatste wat ik wil, is dat een mogelijke toekomstige bezoeker deze blog vindt en aanstoot neemt aan mijn visie op de soms ongelooflijke zaken die hier gebeuren.
Ik hou met hart en ziel van dit land en zijn bewoners en mijn verhalen zijn nooit bedoeld als spottend of denigrerend maar misschien ziet niet iedereen dat zo. Vandaar...
In ieder geval, over naar de orde van de dag. Toeval bestaat niet. Or does it?
Ik heb na maanden eindelijk mijn vergunning om in dit land te wonen en die moest ik ophalen bij mijn vaste contact op het bureau van immigratie. Robert (onthoud de naam) wenste me geluk en overhandigde me mijn kaart. Door een fout in hun systeem had het van mei tot november geduurd voor mijn goedkeuring erdoor kwam. Ik had ook pas in november betaald maar - aangezien ik in mei mijn aanvraag had ingediend - begon mijn tweejaarlijkse vergunning vanaf dat moment te lopen. Ik moet dus eigenlijk binnen anderhalf jaar een nieuwe vergunning aanvragen in plaats van binnen de gebruikelijke twee jaar. Geen probleem want ik ben al lang blij dat ik het document op zak heb.
Nu ik toch in de stad ben, zet ik mijn tocht verder en beland ik bij Victor (onthoud de naam) die mijn boekhouding behartigt. Victor en ik bespreken één en ander en daarna rijd ik naar het drukste stuk van de stad om de man te ontmoeten die ons helpt met de website. Zijn naam is, verrassing, Victor.
Mijn werk in de stad zit erop, ik werk nog wat thuis en aangezien het woensdag is, ga ik iets eten en een glas drinken in een lokale tent met mijn goeie vriend Robert (voel je 'm komen?).
Ik ben er ietsje vroeger en bestel een klein flesje Gin. De man die alleen aan de tafel naast me zit, vindt dat wel een goed idee en vraagt de kelner hoeveel zo'n flesje dan wel kost. Altijd bereid om nieuwe vrienden te ontmoeten, geef ik mijn flesje aan mijn tijdelijke buurman en zo hebben we gelijk iets om over te praten. De man stelt zich voor als Robert, een dokter die hier vlakbij werkt. Je kan het zelf niet verzinnen.
Maar daar komt Robert, mijn vriend al binnengewandeld. Ik stel Robert voor aan Robert en ik kijk naar de deur want er komt iemand anders aan. Kijk nu wat de kat binnenbrengt want daar heb je Robert met wie ik nog samen heb gewerkt in 2008.
Heel veel oh's en ah's en hoe is het toch mogelijk en ik denk dat dit een mooi moment is om het eerste rondje te geven. Ik roep de kelner die nieuw is en vraag zijn naam. Net zo makkelijk als ik hem straks nog nodig heb.
Er wordt heel veel gewerkt nu het piekseizoen eraan komt dus wordt er niet meer zoveel nagedacht over de toestand van de wereld in het algemeen en die van Tanzania in het bijzonder.
Later we het daarom over toevallige gebeurtenissen hebben:
Het voorbije weekend konden we de wereldberoemde Kili Fair bezoeken waar alles wat met toerisme te maken heeft, samenkomt zodat we aan netten kunnen werken. Het geheel wordt opgetrokken in tenten die bij de aanvang maagdelijk wit zijn op 'Magareza'. Magareza betekent letterlijk gevangenis dus ik neem aan dat die lap grond aan het gevangeniswezen toebehoort.
Het gevaar van een bezoek aan de Kili Fair bestaat hierin dat je vrienden of kennissen ontmoet die je al eventjes niet meer gezien hebt waarbij dan - op zijn Afrikaans - dringend moet verbroederd worden. Voeg daarbij de aanwezigheid van talloze wijnleveranciers die je graag eens laten proeven, samen met tientallen andere drankgelegenheden en iedereen begrijpt al waar dat heen gaat.
De Magareza-gronden zijn ook niet voorzien van de meest vlakke ondergronden dus net zoals bij een Vlaamse cyclocross (wat eigenlijk een verdoken reden is om te veel te drinken), zie je tegen het eind van de namiddag mensen houterig rondsukkelen op de oneffen ondergrond. Daarbij dient altijd een heel ernstig gezicht te worden opgezet, om aan te geven dat je het allemaal wel onder controle hebt, terwijl de benen al lang niet meer meewillen.
Toen alles nog deftig was en iedereen zich gedroeg, wandelde ik met goeie vriend Boniface wat rond terwijl ik de hele tijd aan andere mensen werd voorgesteld, want Boniface schijnt gewoon iedereen te kennen. Zo kwam het dat Boni op een bepaald moment vroeg of ik tevreden was over onze Kilimanjaro-gidsen want hij had iemand in onze richting zien wandelen.
Opnieuw werd ik voorgesteld aan een nieuw gezicht met daaronder een atletisch lichaam. "Deze man kent de Kili het best," werd me verzekerd en toen ging mijn vriend schuin achter me staan terwijl hij keer op keer in mijn oor siste dat ik mijn gesprekspartner moest vragen hoeveel keer hij de berg al beklommen had.
Dus nam ik mijn aanloop en vroeg ik de man of hij al eens van de Kilimanjaro gehoord had. Een verwonderde stilte viel.
Boniface was sprakeloos door zoveel stomheid en fluisterde nog maar eens met aandrang dat ik naar het aantal beklimmingen moest vragen. Hij zei het zo luid dat de gids het ook kon horen. De man keek me heel plechtstatig aan en zei dat hij in het Guinness Book of Records stond met het grootste aantal beklimmingen.
Hij liet een stilte vallen en zei toen 'vierhonderd' waarna hij opnieuw zweeg en me afwachtend aankeek. Deze man was dus in zijn leven vierhonderd keer op en neer geweest op een berg van zes kilometer hoog. Een prestatie om van achterover te vallen. Zolang je niet aan het klimmen bent.
Het werd schemerdonker, de stemmen werden luider, de stappen onvaster en de glazen werden sneller opnieuw gevuld dus ik achtte de tijd rijp om naar huis te gaan. Buiten aan het domein stonden jonge kerels met hun 125cc brommertjes. Ik onderhandelde eventjes over de prijs en voor minder dan een dollar kon ik naar huis gebracht worden, achterop een miniem motorfietsje.
"Als we daar nu eens twee dollar van maken, knaapje", zei ik, "maar dan rijd ik met je machine." Een wild gehuil steeg op uit de groep. Dat wilden ze nog wel eens zien, een blanke die na vier meter tegen dek ging en dan nog niet eens met hun motortje.
Mijn chauffeur woog het gevaar af tegen de extra dollar en gaf me de sleutels. Ik sukkelde eventjes om het ding in neutraal te krijgen wat de opwinding in de groep enkel vergrootte. Dit wordt fantastisch, dachten ze allemaal. Mijn chauffeur stapte achterop, ik zette de versnelling in eerste en tot mijn eigen grote opluchting tufte ik vlotjes weg. We kwamen bij mijn straatje waar het asfalt ophield en waar de plassen en de modder begonnen. Ik had het wendbaar motortje ondertussen voldoende onder de knie en gaf flink wat gas bij. Mijn collega hapte even hoorbaar naar adem maar bleef toch zwijgen. Hij dacht waarschijnlijk aan een gebrek aan toekomstige inkomsten nu ik zijn brommer in de vernieling zou rijden.
We kwamen aan de eerste bocht en, ietwat overmoedig door de paar glazen wijn, gingen we er in een flinke vaart doorheen terwijl het achterwiel zelfs eventjes uitbrak. Achterop voelde ik iemand zijn beenspieren opspannen want zijn knieën duwden nu wel flink tegen mijn benen. We kwamen thuis aan en de jongen was zichtbaar opgelucht dat we allebei nog in leven waren. Ik keek hem vrolijk aan en zag toen pas dat de rotvaart door de modder de kleren van de jongen duidelijker bruiner had gemaakt. Ook ikzelf zat helemaal onder de spatten, stelde ik vast...
Op die typische Tanzaniaanse manier haalde hij zijn schouders op - ach die kleren worden wel weer schoon - en hij keerde zijn voertuig zodat hij aan zijn vrienden over ons avontuur kon gaan opscheppen.
Als je als schildpad geboren bent met zo'n schild dat je hele rug bedekt. Zou je dan - als 't heel hard regent -, denken "ik hoop dat 't nergens lekt"?
Of als je een klein vogeltje bent in een nest van twijgjes en van takjes. Zou je dan heel soms eens denken "heeft Amazon ook vogelregenpakjes?"
Wat met een hond die zonder vast adres de straat met iedereen moet delen? Denkt die soms "hier valt niets meer te jatten, misschien zou ik beter maar wat pijpe stelen."
Nog erger is de eendagsvlieg die denkt "wat is het leven cru. Het regent al mijn hele leven. Voor mijn verjaardag wil ik een paraplu."
Keihard kapitalisme - winstbejag zonder enige remmen - is nog meer dan vroeger aan een opmars bezig en dat mocht ik in de laatste drie weken ervaren. Op mijn rekening in de USA waren centen gestort door een investeerder en die moesten naar Tanzania overgeschreven worden want er moet tenslotte betaald worden voor dit mooi bedrijf dat ik nu run.
In de US had ik een dollarrekening waarvan ik al overgeschreven had naar een dollarrekening in Oost Afrika dus zo moeilijk kon het allemaal niet zijn. Behalve dat het wel moeilijk was...
Iedere keer ik probeerde over te schrijven, kreeg ik een foutmelding die zei dat ik misschien in een andere munt kon betalen. Erg verstandig klonk dat niet want dan zou ik een flink bedrag van dollars naar Tanzaniaanse Shillings wisselen om daarna die Shillings weer in dollars om te zetten. Twee keer wisselkoersen en ik dacht dat ik er toch wel misschien twee of driehonderd dollar zou aan verliezen. Dus belde ik de bank want emailen dat bestaat niet meer. Je praat met iemand en op die manier heb je geen bewijs achteraf wat daar allemaal besproken is.
De mevrouw was afkomstig uit South Carolina en in het bezit van een zwaar zuiders accent maar ik begreep er toch voldoende van om te beseffen dat deze Einstein me net dat truukje zou aanleren. Namelijk twee keer de wisselkoers aanrekenen en daar zou de bank blij mee zijn. Ik dan weer wat minder. Ik protesteerde heftig maar - volgens deze professionele mevrouw - was dat de enige manier om mijn centen naar hier te krijgen. Tja, als een expert van de bank dat zegt, dan geloof je dat op de duur dus ik schreef het bedrag over terwijl zij met me aan de lijn bleef. Het lukte en zie je wel en dat is de enige mogelijkheid en alles goed en iedereen blij.
Tot ik de dag erop mijn Tanzaniaanse rekening bekeek. Er was $3.148,50 dollar blijven hangen aan de wisselkoers. Ik slikte eventjes en slikte toen nog een paar keer want dat was toch wel heel veel geld om kwijt te spelen op een simpele overschrijving.
Dus belde ik de bank en daar werd me gezegd dat ze een email zouden sturen naar de bank in Tanzania. "Dat zal je gedacht hebben," zullen ze wel gezegd hebben in Dar Es Salaam, "als jij dat twee keer wil omwisselen, dan kost je dat flink wat want die computer die rekent natuurlijk ook niet gratis."
Een week later belde ik terug naar Bank of America waar ze me wisten te vertellen dat er inderdaad een goeie $3.000 minder in Afrika aangekomen was dan er in Amerika vertrokken was. Op mijn vraag hoe het nu verder moest, bleek dat ik geduld moest hebben. Er zou nu namelijk een nieuwe email vertrekken om te vragen of ze dat hele gedoe van wisselkoersen niet gewoon konden vergeten. Gewoon allemaal een beetje lief zijn voor elkaar.
Ik liep zeven dagen stijf van de zenuwen, belde opnieuw en kreeg de melding dat Tanzania niet wilde meewerken aan liefdadigheid. Ik begon de mevrouw aan de telefoon te bewerken met schuldgevoelens maar zij hield vast aan het feit dat ik op die wisselkoersknop had geduwd en dat het bijgevolg mijn verantwoordelijkheid was.
Ik kon geen kant meer uit en toen hoorde ik mezelf vragen of ze me een contact kon geven van bevoegde diensten buiten de bank zodat ik klacht kon indienen.
En letterlijk in een fractie van een seconde begon mijn gezelschap een ander script af te lezen. Ze stelde voor dat ze het naar het volgende niveau zou brengen en dat haar manager me binnen de 24 uur zou terugbellen.
Een kwartier later kreeg ik telefoon van Dwayne. Eerder een naam om bij McDonalds hamburgers te bakken maar daar kon Dwayne zelf niets aan doen natuurlijk. Dwayne verontschuldigde zich uitvoerig en vertelde me dat hij ondertussen opdracht gegeven had om het verschil onmiddellijk op mijn Amerikaanse rekening te laten storten. Waar het dus op neer kwam, was dat Bank of America meer dan $3.000 verlies wilde maken om ervoor te zorgen dat ik geen verdere stappen zou ondernemen.
Wat er achter zat, dat begrijp ik zelf niet, maar de dag erop stonden de centen wel netjes op mijn rekening. Ikke blij maar wel nog meer zeker dan vroeger dat het boeven zijn. Allemaal!
Zaterdag belandde ik aan een tafel in een lokale afspanning met PH's oftewel Professional Hunters.
Het begin van het gesprek verliep een klein beetje stroef want de uiterst sympatieke man aan mijn linkerkant - laten we hem Mike noemen (want dat is ook zijn naam) - had vroeger een etablissement in Arusha dat ik wel eens placht te frequenteren. Griekse keuken, wie kan daar aan weerstaan?
"Natuurlijk ken ik je nog," zegt, Mike, "jij hebt ooit eens de hoofdprijs weggekaapt op een tombola in mijn zaak." "Een hele mooie schotelantenne." Hier werd het stil en keek mijn buurman me ietwat dreigend aan. Gelukkig was hij een kop kleiner dan ik en droeg hij een zalmroze T-shirt. Daar moest ik het van kunnen halen in een vuistgevecht.
Ik had nooit nog terug gedacht aan dat prachtige moment en wist zelfs niet eens meer wat ik met dat onding gedaan had. Wat ik wel nog wist, was dat ik flink ondervraagd was door Mike. Alsof ik een misdaad gepleegd had door de hoofdprijs weg te kapen.
"Tja Mike," zei ik voorzichtig, "echt blij leek je niet te zijn met me." "Tuurlijk was ik niet blij," zei mijn buurman terwijl hij zijn volle flesje veel te hard op de tafel neerzette. Woedend schuim kwam uit de flessenhals en ik had al lang spijt van mijn vraag.
"Ik had het zo opgezet dat ik die schotelantenne zou winnen," bulderde hij. Een donderend gelach steeg op en vulde de hele bar. Rouwdouwers onder elkaar. Ik lachte hartelijk en een beetje groenig mee.
Maar het ijs was gebroken en ik was aanvaard. Snel deed ik teken naar Rest, het barmeisje (what's in a name) en liet een rondje aanrukken.
De volgende vijf uur luisterde ik naar adembenemende verhalen over het leven in de bush waar je afgesneden bent van alle comfort maar tegelijk moet zorgen dat je steenrijke klanten wel alles krijgen wat hun hartje belieft. En steenrijk zijn ze. Enkele vlucht van Arusha waar ik woon tot het kamp een goeie 1.200 kilometer verder? 16.000 dollar, weliswaar voor het hele vliegtuig maar er zijn maar twaalf zitjes.
Vlak voor de lange regens, zo rond eind februari wordt het hele kamp afgebroken en op vier trucks geladen die er vier dagen over doen om terug in Arusha te raken. Eind mei gaat de rit terug in de andere richting en worden eerst de caterpillars met rupsbanden ingezet om de wegen weer te effenen. Daarna is de landingsbaan aan de beurt en ondertussen wordt het kamp opgebouwd. Dan komen de tent boys, de koks en de slagers aan. Ik zag foto's van dessertjes die niet zouden misstaan in de beste restaurants van Parijs of New York.
Op het eind van de avond begon de discussie over welk deel van welk dier nu wel het lekkerst was. De meningen, ietwat vertroebeld door het vele bier, waren verdeeld maar hoog in de lijst scoorde toch wel een bepaald stukje vlees. Waar dan nog flink wat werk aan was ook.
Hou je vast want ik kan enkel hopen dat het beter smaakt dan het klinkt.
Gevuld colon van een eland is namelijk een absolute delicatesse, daar was iedereen het over eens.
Voor zij die het thuis willen proberen:
* leg een eland neer, bij voorkeer in de bush en niet in een zoo
* begin de eland te villen en vergeet niet alle restjes van de huid af te halen en dan de huid in zout te bewaren want de klant wil dit binnen een paar maand thuis ontvangen.
* houd het hart, de lever en de nieren apart
* haal het colon uit het beest. Moet zich volgens mij ergens achterin de carrosserie bevinden en spoel zorgvuldig
* spoel nog een paar keer en bestudeer zeer goed
* je zal opmerken dat de buitenkant van het colon een dikke laag van zeer lekker vet is. * draai het colon binnenstebuiten zodat die vetlaag binnenin zit * bind één kant van het colon af en vul op met het hart, de lever, de nieren en nog wat stukjes vlees, allemaal fijngesneden. * laat zachtjes garen en je proeft de hemel.
Altijd al gedacht dat dat hele idee van een hemel totale bullshit was....
'Masika' is het woord dat de boeren in Tanzania het liefste horen.
Masika is het seizoen van de lange regens, ergens van in maart tot eind mei en - in een land dat helemaal afhangt van regenval - zorgt deze periode natuurlijk voor een succesverhaal of anders voor een totale mislukking in het landbouwdepartement.
Alles hangt ook af van hoe God of Allah die ochtend is opgestaan want soms wordt die ouwe een beetje boos zonder reden en dan moeten alle Tanzanianen gestraft worden. Gewoon stilletjes ondergaan, eens glimlachen en je schouders ophalen en dan komt alles wel weer goed, is hier het advies.
Vorige week was het weer van dat. De Almachtige had tijdens de koopjes een klank- en lichtspektakel op de kop kunnen tikken dat zijn gelijke niet kende. En wanneer moest dat uitgetest worden? In het midden van de nacht natuurlijk, zo is Hij wel.
Drie uur aan een stuk zaten we met zijn allen in Ng'aramtoni ya Chini in de orkestbak terwijl de lichttechnici de stroboscopen mishandelden.
Het was een gekkenhuis, de apocalyps, het armageddon en nog veel moeilijke woorden waar ik niet kon opkomen toen ik onder mijn bed, zo wit als mijn lakens, wachtte tot het licht werd. En eigenaardig genoeg gebeurde dat nog ook. De Grote Baas moet op een bepaald moment in zijn slaap zijn gestuikt. Narcolepsie met zo een kabaal, je moet het maar kunnen...
Om acht uur, vier uur nadat de regens opgehouden waren, kreeg ik telefoontjes en berichtjes van alle kanten. Ik had geen waterschade, de elektricteit was er nog en alleen het internet haperde een beetje. Er werden foto's verspreid van een pluviometer. Dertien centimeter regen op drie uur alstublief.
Dat betekent dan ook 130 liter van dat hemelsap. Per vierkante meter!!
Op een aarde die totaal verhard en samengepakt is door de lange droogte kan die regen ook niet indringen en daarbij komt het zo hard en zo snel naar beneden dat de bovenste laag gewoon in beton verandert.
Wat doe je dan als je een waterdruppeltje bent? Je zoekt gewoon de weg van de minste weerstand en het gaat onmiddellijk naar beneden met je. Het water van onze buurt zocht zijn weg naar Ng'aramtoni ya Juu waar het centrale kruispunt vier uur later nog altijd een openluchtzwembad op speed was.
Ik kreeg telefoon na telefoon dat ik het schouwspel op de brug moest aanschouwen en inderdaad, het was halucinant. Heelder boomstammen waren meegespoeld in het kolkende water. Die waren dan weer - samen met andere stukken afval - vast komen zitten onder de brug waardoor een volledige dam werd gebouwd. Het water kon geen kant meer uit en vrat de hele zijkanten van de rivieroevers af. Waterleidingen spoelden weg, wegen naast de rivier verdwenen en een auto werd gewoon omgetrokken en eindigde in de rivier.
Het water kon nog altijd niet snel genoeg weg en stroomde nu over de weg met een razernij die beangstigend was.
We zijn nu een volle week verder. Er is eindelijk weer water (mijn tanks waren bijna leeg) maar de sporen zijn nog altijd overal te zien. Ik hoop maar dat Hij het een beetje rustig houdt voor de volgende twee maand...
Hij keek al de vruchten heel vriendelijk aan en sprak toen: ‘Goemiddag! Mijn naam is banaan!’
Het appeltje zei: ‘Een banaan? Kom, kom, u maakt ons wat wijs hoor, bananen zijn króm!
De kasdruiven riepen: ‘Wij zijn niet zo dom! Vertel ons geen leugens! Bananen zijn króm!’
Enzoverder enzovoort, het internet kan u wel verder helpen...
In mijn tuintje staan ook vier bananenbomen en daar wordt in deze tijd van het jaar heel druk over gedaan want de trossen zijn bijna rijp. Martha, mijn huismeisje, zei op vrijdag dat het tijd was om de bananen in de voortuin te oogsten. Ze had ook al iemand gevonden die daar Tshs 20.000 (€8) zou voor betalen maar dan moesten we zelf nog wel Tshs 2.000 (die kan u zelf wel berekenen) ophoesten om Ibrahim in te schakelen om die hele trots ook daadwerkelijk naar beneden te halen.
Ik kwam thuis in de namiddag met de auto en Agnes kwam aangelopen. Je zag namelijk die enorme tros vanop het weggetje en Agnes was een zakenvrouw. "Hoeveel wil je voor die bananen, Witte", vroeg ze zonder de gebruikelijke begroetingen want Time was Money voor Agnes.
"Tshs 23,000, nu te betalen en jij betaalt ook Ibrahim", was mijn antwoord want ik had al een aanbod dus kon ik er net zo goed wat meer uithalen.
Agnes dook ergens diep in haar kleed en betaalde me gelijk. De makkelijkste transactie ooit.
Tien minuten later kwam Martha aangedaan aangelopen want de tamtam had al zijn werk gedaan en nu was de koper boos.
We praatten het uit en toen kwam Ibrahim aan die de stam van de bananenboom zou omhakken want zo gaat dat. De stam groeit en groeit, heeft dan 1 tros en is dan aan het eind van zijn leven.
Martha en Agnes werden ingeschakeld als 'vangers' en hieronder ziet u hoe dat allemaal ging
Martha links en Agnes rechts.
Toen Ibrahim en Agnes verdwenen waren, hadden Martha en ik nog een gesprekje want ze was nog altijd een beetje verdrietig dat haar afspraak met de andere koper onderuit was gehaald. Tamelijk zeker dat mijn huismeisje er wat winst op had genomen en dat ze die centen nu zag verdwijnen.
Ik gaf haar de helft van de winst en Martha werd op slag weer heel vrolijk want nu had ze een stuk meer. En ikzelf? Niet erg moeilijk om haar wat te geven zodat de schoolrekening van haar jongste zoontje kon betaald worden. Hij is tenslotte het mooiste jongetje ooit...
Langzaamaan neemt het bedrijf vorm aan. Wel, het bedrijf niet echt want dat draait gewoon lekker door. Het gaat om de oneindige papierwinkel.
Een paar dagen geleden opende ik mijn 'post office box'. Een absolute noodzakelijkheid in een land waar geen straatnamen bestaan en bijgevolg ook geen postbodes. We doorliepen opnieuw eindeloze formulieren alsof de staatsveiligheid ervan af hing en toen we bij het laatste document kwamen en ik dacht dat we er waren, was ik er bijna geweest. Van pure, ingehouden woede.
"Nu hier nog de stempel van het bedrijf en we zijn helemaal klaar," zegt de flinke dame welgemutst. Zij is ook blij dat we het levend gehaald hebben. "De Stem Pel," zeg ik met nauwelijks verholen sarcasme hoewel het beter klinkt in het Nederlands dan in het Engels want 'stamp' heeft maar één lettergreep. Daar kan je minder venijn inleggen...
"Beste bureaumiep," zeg ik plechtig want dit is niet mijn eerste ponykamp. "Wat precies staat erop die stempels"?
Ze kijkt me blij aan want ze kent het antwoord. Who wants to be a millionaire heeft een nieuwe kandidaat.
"De naam van het bedrijf." Ik knik instemmend. "De plaats waar het bedrijf is gevestigd." Bingo. Dit wordt een kijkcijfersucces. "En" De kijkers zitten nu op het puntje van hun stoel. "Het nummer van je postbus." Ze kijkt me blij aan. Ik zwijg.
"Je hebt me net het nummer van mijn postbus gegeven, mevrouwtje." "Dus hoe kan ik dan in godsnaam een stempel hebben waar die postbus - 1944 trouwens, makkelijk te onthouden - opstaat?"
Nu is het haar beurt om te denken dat ik een IQ heb dat lager is dan mijn schoenmaat. "Laat een stempel maken dan. De stempelmeneer zit hier net om de hoek."
Helemaal vergeten. Er zitten mannetjes op een stoeltje met een tafeltje voor zich waar een rubberband naast ligt. Ze zijn de trotse bezitters van een gebroken scheermes en ook een breekmes. Een stukje schuurpapier en een kleine tube secondenlijm maken hun reparatiekit compleet.
Dus schrijf ik de naam van het bedrijf, de postbus en Arusha op een vodje papier, komen we overeen op 13 dollar wat waarschijnlijk veel te veel is en word ik gesommeerd om binnnen drie kwartier terug te komen. In plaats daarvan besluit ik te blijven om met stijgende verbazing toe te kijken hoe mijn nieuwe vriend uit het niets een stempel te voorschijn tovert.
Mijn nieuwe vriend
en zijn gereedschapskist
We zijn akkoord dat het een ellipsvormige stempel wordt...
Er worden plaatshoudertjes gekerfd voor de letters
Toen hadden we een pauze nodig. Net op het moment dat de eierverkoper langs kwam
Eitje wordt eruit gelepeld, gaat in een zakje met wat zout en pikante saus. Even schudden en je eet voor 20 cent.
Stempel is klaar
Een stukje hout wordt gezaagd
Einde project
Is het een mooie stempel? Niet echt. Ben ik onder de indruk? Zeer zeker wel!!
Het bedrijf werkt al enige jaren nauw samen met een heel aangename jongeman met 'een goed hoofd op zijn schouders. Ik wil zeker de verstandhouding behouden en ga heel regelmatig een koffie drinken met Boniface. En elke keer leer ik wat bij, gegarandeerd. Zo kwamen we deze week tot de conclusie dat we in 2008 allebei voor hetzelfde bedrijf werkten op hetzelfde moment. Alleen zat ik helaas op een stoel achter een verouderde computer terwijl mijn nieuwe vriend gids was op wandelingen door Tarangire National Park. Het kamp had ook safari auto's voor klanten met geld en die auto's moesten natuurlijk in topconditie onderhouden worden.
Zo kwam het dat na de rit in de late namiddag de voertuigen moesten nagekeken worden om twee redenen. Ten eerste zou de auto de dag erop zeker moeten starten want je wil het niet gedroomd hebben dat die rijke stinker niet op safari kan. Dus werd elke avond de olie en de bandenspanning gecontroleerd alsook de staat van allerlei onderdelen met moeilijk uit te spreken namen.
Reden nummer twee behandelt de koudbloedigen onder ons en meer bepaald de reptielen.
Het wordt avond en de temperatuur zakt maar jij, reptiel zijnde, weet ook dat de temperatuur van je lichaam zal zakken. Je bent tenslotte koudbloedig voor een reden. En daar komt een safarivehikel aangereden met een lekker draaiende motor. Was is dan leuker om je zo dicht mogelijk tegen het oliecarter aan te vleien of misschien zelfs wel helemaal in de motor te klimmen? Gratis verwarming!
Boniface was aan de beurt die avond en opende de klep van de motor. Niks trok zijn aandacht dus hij deed gewoon zijn werk. Toen hij iets te bruusk zijn hand verlegde zag hij vanuit zijn ooghoek iets bewegen tussen de motoronderdelen. En wat doet iedereen dan instinctief? Je draait je hoofd in die richting om te zien wat er aan de hand is. Daar had de spitting cobra op gewacht want die is natuurlijk ook niet van gisteren. Met professionele perfectie spoot ie twee stralen gif in de beide ogen van Boniface.
Gelukkig wist onze gids wat te doen en begon hij zijn ogen uit te spoelen met water. Opnieuw en opnieuw, terwijl ondertussen een auto klaargemaakt werd om hem de drie uur naar Arusha te rijden. Drie maand is Boniface blind geweest maar al die tijd kwam zijn zicht beetje bij beetje terug. Nu heeft hij er absoluut geen last meer van. Maar wel een verhaal te vertellen... En daar gaat het tenslotte om!!
2. KINDERTJES IN TANZANIA
Heel regelmatig passeren hier kindertjes aan mijn deur met een koe of zes en een geit of drie. De herdertjes zelf vijf, misschien zes jaar oud, en worden door de ouders gewoon op pad gestuurd. Ga jij maar een eindje wandelen met Blanche en met Vlekje want dan steek je tenminste geen kattekwaad uit.
Als ik in de late namiddag op de weg ben, zie ik ook tientallen knulletjes en meisjesknulletjes in uniform aan de rand van de weg staan liften. Die moeten nog twee dorpen verder en ze hebben het in de ochtend al te voet gedaan. Nu en dan stopt dan een gammele pick up die onmiddellijk bestormd wordt door een jeugdbende met een gemiddelde leeftijd van zeven. Er zal er maar eens eentje vanaf vallen en onder de wielen terecht komen. Je wil er niet aan denken.
Maar goed, waar ik heen wil is dat kinderen hier van een veel jongere leeftijd voor zichzelf moeten kunnen zorgen en dat lukt wonderwel.
Bij de huur van mijn huis nu kwam ook een huismeisje. Eigenlijk wil ik het woord 'huisvrouw' gebruiken want Martha is ergens in de veertig en is uit een zeer flinke blok hout gehouwen. Ongebreidelde werklust, dat dan weer wel en ik mag ze zeer graag.
Op woensdag blijft ze wat langer want dan doet ze ook nog de tuin. Ik had de gevolgen van mijn opmerking op dat moment niet ingeschat maar ik had Martha een paar maand geleden gezegd dat alleen zij welkom was in en rond mijn huis. Voor je het weet, staat hier dertig man door je ramen naar binnen te staren. Ik spreek uit ervaring.
Helaas was Martha's man de stad uit vandaag en was Braydon van vier dus alleen thuis en misschien was dat toch wat te veel vrijheid voor dat ongeleid projectiel. Dus zegt Martha plots dat ze Braydon bij de buren ging ophalen want daar had ze hem heengebracht voor zijn middagdutje. "Gaat ie daar veel spelen - of slapen -", was mijn logische vraag. "Neen," zegt Martha, die me aankijkt alsof ze de reden van mijn vraag niet begrijpt, "hij was er nog nooit geweest tot daarnet." Dus Martha was gewoon aan de poort van de buren wezen kloppen, had tegen het huismeisje daar gezegd dat haar kleuter een dutje moest en dat was dan einde verhaal. Veel onafhankelijker inderdaad want Braydon, het mooiste jongetje ooit trouwens, vertelde me dat ie heel lekker had geslapen...