We daalden verder en verder de canyon in en de wanden rezen meters hoog op terwijl donkere wolken zich samenpakten boven ons.
Als hier een tropisch regenbuitje losbarstte zaten we als ratten in de val. Net waar onze uitweg naar de bewoonde wereld het smalst was, stond een poel stinkend vuilbruin water.
De plas was te groot en te diep en noodgedwongen keerden we op onze stappen terug.
Na een helse klimpartij tegen de steile wanden vonden we een wandelpad en kwamen we eindelijk aan bij de watervallen die naar Engare Sero aan het zoutwatermeer leidden.
We ontkleedden ons en zwommen in de poelen aan de waterval. We hadden het volledige paradijsje voor ons alleen en dit was een heerlijke verwennerij na de vermoeiende tocht.
We trokken verder naar het dorpje en de volgende ochtend vertrokken we om vijf uur om toch wat kilometers te kunnen maken alvorens de zon te hard brandde...
Om acht uur was het al snikheet. We liepen door een pan, omringd door hoge wanden. De warmte had geen kans te ontsnappen en tegen negenen was het al meer dan dertig graden.
We wandelden flink door en tegen een uur of elf zochten we beschutting onder een iel boompje en vertelden we elkaar opbeurende verhalen over fris bier, ijsjes en koude douches.
Al die tijd hadden we nog geen levende ziel ontmoet met uitzondering van een vrolijke Maasai met een paraplu. De morani was om drie uur 's nachts uit zijn dorpje vertrokken voor een bezoekje aan Lake Natron. Hij had voedsel noch water bij zich en hij leek verbazend fit.
Toen de zon weer wat lager stond, hervatten we onze tocht.
Het was loodzwaar.
We hielden er een stevig tempo op na maar het was duidelijk dat onze watervoorraad ontoereikend zou zijn. Op drie vierde van de dag had ik tien liter water op.
De Zuidafrikanen stopten met hun imposante jeeps naast ons net toen we het zwakst stonden.
We waren bijna op de top van een steile klim, de wind en de zon in ons gezicht.
De kerels boden ons een lift aan en we hadden al uitgemaakt dat we ons einddoel niet zouden halen.
Gretig ging ik op het aanbod in, ik klauterde in de open laadbak maar Ezra had het zo niet begrepen.
"Ik wandel nog een stukje," liet hij me doodleuk weten...
Zuidafrikanen zijn niet de meest tactvolle mensen, dat is algemeen geweten.
De chauffeur stelde zich geen vragen dat hij slechts de helft van het zwijmelende stelletje mee had.
Hij gaf gas en ik zag Ezra kleiner en kleiner worden.
Na een kleine kilometer had ik er al flinke spijt van dat ik niet wat meer volhardend was geweest. We doorkruisten een enorme grasvlakte waar duizenden en duizenden zebra's en gnoes graasden.
Het zou een unieke gevoel geweest zijn daar doorheen te wandelen maar dat voorrecht zou enkel voorbehouden zijn aan mijn iets moediger ex-reisgezel....
1 opmerking:
Eens een watje, altijd een watje.
:p
Een reactie posten