Ik werd meegetroond naar het rommelige achtererfje dat me - in zijn houten opbouw - deed denken aan een Far West dorpje.
Ik werd voorgesteld aan de koeien die me glazig herkauwend aankeken.
De kippen waren, zoals alleen kippen dat kunnen, druk in de weer met nutteloos rondscharrelen.
Tot zover niks speciaal...
Mijn mond viel open toen we achter de koeienstal in de bananenplantage bovenop een grote tank stonden waaruit een klein metalen pijpje stak.
"Ons biogas", zei mama Boni niet zonder trots.
En trots mochten ze zijn daar zo ver van de stad, diep in de bergen.
Sinds vijfentwintig jaar had de familie geen gasfles meer gekocht.
De mest van de koeien werd in de tank bewaard, het methaangas steeg en zocht een uitweg door de metalen leiding die rechtstreeks naar het eenvoudige kookfornuisje van de mama's liep en de rest van de drek liep via eenvoudige geultjes als bemesting in de tuin waar spinazie, aardappelen, sla en kool groeiden als... euh... kool.
De dames kookten eenvoudigweg op scheten, als eco-vriendelijk kon dat tellen.
Daarna gingen we naar het lokaaltje dat de eigenlijke reden voor mijn bezoek was.
Mama Boniface en mama Claude (om een onduidelijke reden mocht mama Freddy nooit meespelen met de grote zussen) wilden een zuivelfabriekje opstarten en daar hadden ze toch mijn advies - of mijn geld - voor nodig.
Het kamertje mat zes meter op zes meter, was kraaknet en de ondernemers hadden het goed voor elkaar.
Er was een karnton, kaasdoeken, verpakkingsmateriaal en datumstempels.
Hoewel ik geen kaas gegeten heb van de melkindustrie, dacht ik ze toch klem te krijgen door enkele gerichte pijlen af te schieten.
Mooi mis.
Ik opperde dat de boeren die de melk kwamen leveren, toch wel geregeld een beetje water bij hun melk deden om zo het te verkopen volume op te voeren.
Mama Boni toverde een klein flesje tevoorschijn dat een vloeistof bevatte en een pipet.
Er werd wat melk opgezogen en toen een gelijke hoeveelheid uit het mysterieuze kolfje.
De verkregen kleur van het mengsel gaf aan of er al dan niet water toegevoegd was.
Ondertussen haalde mama Claude een dichtheidsmeter boven. Een tweede test om de malafide melkmaffia uit te schakelen.
"En waag het niet nog eens terug te komen", schreeuwde de jongste van de twee zussen terwijl ze met de dichtheidsmeter als wapen de degens kruiste met een ingebeelde bedrieger.
Ze achtervolgde de man tot aan de deur, schopte tegen zijn fictieve kont en viel dan luid lachend op de grond terwijl mama Boni hikkend haar dikke ronde gezicht depte met een zakdoek die niet zou misstaan op een zeilschip.
Welke kazen de dames dan wel planden te maken, was mijn volgende vraag.
De klant kon kiezen tussen gouda, chester, mozarella, camembert en brie.
Er was ook gerookte kaas en op verzoek werden de kazen op extra smaak gebracht met rozemarijn, brandnetel of koriander.
Nog maar eens was ik sprakeloos.
Ik ging verder over de camembert; het leek me toch onwaarschijnlijk dat dat hier in dit eenvoudige kamertje kon gemaakt worden.
Een nieuw flesje kwam op tafel en ik kreeg de hele uitleg.
Tot slot bedacht ik nog wat eenvoudige rekensommetjes.
Als Asilia, de zaak die ik twee weken ervoor vaarwel had gezegd, hun boter en gouda zou afnemen, wat zou het dan opbrengen op maandelijks basis.
Het resultaat was de moeite, verlies was er niet en mama Claude praatte al over nieuwe schoenen, nieuwe uniformen voor haar drie koters en nog en nog....
"En wie betaalt dan de volgende lading melk, dames?", onderbrak ik het dagdromen.
Daarna deden we nog een basis-lesje herinvesteren en toen nam ik afscheid.
Sinds drie dagen houden de plannen van de dames me bezig, ik heb de boter al gebruikt en het is een duidelijk betere kwaliteit dan de ingevoerde nieuwzeelandse variant; ik heb mijn ex collega's gecontacteerd en de dames hebben een oud Volkswagen hippiebusje in de tuin staan dat weg mag voor een spotprijsje...
Ik het busje, zij een startkapitaaltje en voor een klein percentje doe ik wel hun marketing en hun boekhouding.
Maar dan wel "boter bij de vis", want zo hoort dat in Afrika....