En terwijl we dieper Maasai-land binnenreden, bleef Babu maar vertellen.
Het was heerlijk om de gewoontes en de zeden van de Tanzanianen te leren kennen via iemand die er tegelijk middenin stond maar ondertussen ook een veel ruimere kijk op de wereld verworven had door het uitgebreid contact met Europeanen en Amerikanen; hoewel het bij de laatsten niet helemaal zeker is of hun kortzichtige houding iemands blik kan verruimen...
we reden door Loboni, de ronde hutjes van de Maasai hingen schilderachtig tegen groene heuvels geplakt. Het hele dorp was in handen van 1 man.
De chef had tientallen vrouwen, vierduizend stuks vee en driehonderd kinderen.
Aangezien de productieve man doorhad dat educatie de toekomst was, had ie maar gelijk een school gebouwd waar zijn hele meute kon ondergebracht worden.
We vorderden ook in de richting van het Iraqi volk en die kan je soms weer op een heel speciale manier herkennen.
Kinderen die veel huilden, hadden volgens een diep ingebakken geloof last van boze geesten in hun hersenpan.
De dorpsoudsten vonden er dan ook niet beter op dan met een gloeiend stuk ijzer het voorhoofd van de baby te brandmerken.
We stopten bij een eethuisje en zowel de dienster als de oude dorpsgek hadden een lange, grijze streep op hun voorhoofd.
Het was duidelijk dat deze twee flinke huilebalken waren geweest.
De rest van de dorpsjeugd zal vast flink wat gelachen hebben met de kneusjes...
En verder ging het over de stammen in Tanzania. Het zijn er honderdtwintig, elk met hun eigen gewoontes.
Ik vroeg Babu hoe het kwam dat er op het werk niet zoveel over je afkomst mocht gesproken worden terwijl het een doodgewone vraag was in een bar.
Het sleutelwoord hier was ndugunisation, een straatwoord naar analogie van nationalisation.
Ndugu is het woord voor broeder, niet in de familiale zin, maar eerder als stamgenoot.
Je mocht op het werk - in de verkenningsronde van een sollicitatie bijvoorbeeld - niet vragen naar de afkomst van de persoon die voor je zat.
Als je hem dan om een zeer geldige reden niet uitkoos, dan kon die persoon verongelijkt gaan doen en je naar het hoofd slingeren dat je het jobje aan je stamgenoot had gegeven.
Op het werk werd dus, althans niet in het begin, over je afkomst gepraat terwijl je in de winkel of in een bar ongegeneerd kon hengelen naar de herkomst van je buurman.
Daarna stak Babu nog een heel betoog af over de vier talen die het Kiswahili beinvloedden vanuit Afrikaanse kant, het Bantoe, het Nilotic, het Xhosa en het Cushitics, naast natuurlijk, van overzee, het Aabisch, Duits en Engels.
Op dat moment begon het me te duizelen en Babu, 1 en al voorkomendheid, zag dat mijn gedachten afdwaalden en wees me op de duizenden gnoes en bouwde zo het gesprek af.
Er viel een aangename stilte terwijl we verder door wondermooi Noord Tanzania hotsten...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten