Translate

vrijdag 27 februari 2009

CHANGING OF THE GUARDS (DEEL III)

Ooit was er een tijd dat ik Zakayo, mijn ex nachtwaker steevast het prefix "de altijd lieve" meegaf. Al bij al leefden we in peis en vree op ons kleine plekje in Kwa Idd, het boerendorpje vlakbij Arusha.

Sinds eventjes is daar verandering in gekomen en vanaf gisteren lijkt het wel alsof de duivel in de jongen is gevaren.
Op de middag kreeg ik een smsje van Zakayo. Hij houdt vol dat hij nog altijd een goeie 1500 euro tegoed heeft van mij terwijl er schriftelijke bewijzen zijn dat zijn salaris tot de laatste shilling is betaald.
Daarnaast zou het uitstaande bedrag neerkomen op een inkomen van een flink aantal maanden dus kon iedereen met ietwat gezond verstand zich afvragen hoe de jongen dan zolang overleefd had zonder een cent op zak.
Zakayo wilde dus ten spoedigste zijn geld zoniet zou mijn huis en moto platgebrand worden en zou ik op een ellendige manier aan mijn einde komen.
Hij was niet langer een jonge krijger, hij was een leeuw nu, zo ging de tekst verder. Hij eindigde met de woorden dat hij altijd voor me gezorgd had als was ik een breekbaar eitje maar dat daar nu verandering in zou komen.
Doodsbedreigingen krijgen is 1 ding; als ze poetisch verpakt worden dan zie ik mijn nakende dood al met minder vrees tegemoet.
Hier moest ingegrepen worden; je weet tenslotte nooit tot wat een halve zool in staat is.
Eerst ging het langs de politie. Het kostte me een halve dag, maar uiteindelijk stond alles netjes op een veredelde kladblok. De kasten met hoogopgestapelde, vergeelde dossiers wekten weinig vertrouwen en ik was er zeker van dat een kat hier haar eigen jongen niet zou in terugvinden, maar ik moest toch iets....
De ijverige agent begon elk nieuw blad met een handgeschreven tekst. Ik zou niet liegen, trouw aan de gewoontes van het land en zonder wraakgevoelens praten.
Een eindeloze tekst die best wel eens met een fotocopiemachine zou kunnen verveelvoudigd worden.
De man noteerde de bedreigingen grinnikend; hij zag duidelijk zo voor zich hoe ik het brandende huis uit strompelde, weggeblazen werd toen de benzinetank van mijn motor ontplofte en tenslotte hoe Zakayo, de wraakengel, vakkundig mijn keel oversneed.
De lokale bevolking staat bepaald niet huiverig tegen een flinke portie sensatie en horror.
Daarna ging het naar de verzekeringsmaatschappij. Laat de pyromanen en de overvallers maar komen. Vanaf nu ben ik verzekerd tegen brandschade en diefstal. Mijn moto werd ook in het pakket opgenomen en daarna reed ik met een overweldigend gevoel van veiligheid naar Emmanuel, de verhuurder van mijn huisje.
De man schrok zich wezenloos.
Hij staarde twee volle minuten naar de muur achter me waar het gruwelijk inferno zich overduidelijk afspeelde.
Een levendige verbeelding hebben ze hier blijkbaar allemaal...
Maar toen kwam de beschermingsreflex van de man bovendrijven. Zijn moeizaam verworven pand moest tenslotte gevrijwaard worden van vandalenstreken.
Aangezien Emmanuel door Zakayo gezien werd als de laatste strohalm die mij misschien kon overhalen tot het uitbetalen van de gevraagde som, was hij ook al op de hoogte gebracht van de wrijvingen, zij het in minder bedreigende taal.
Emmanuel zal dus de verwarde jongen contacteren en hem overhalen om ons op een afgesproken plaats te ontmoeten zodat de betaling kan uitgevoerd worden.
Aan een ander tafeltje zullen evenwel een paar agenten in burger zitten en ik ga er van uit dat die kerels Zakayo op een enigszins menselijke manier de doos zullen indraaien.
Het is een jammerlijke zaak, triest ook, maar het geeft me gelijk ook het gevoel mee te spelen in een misdaadfilm met undercoverpolitie, opgezette valstrikken en mogelijke doodslag.
Tot maandag.
Hopelijk...

dinsdag 24 februari 2009

UIT "WERELDORIENTATIE" ST.-JOZEFSCOLLEGE, 1954

Elken dag, bij het eerste kraaien van den haan, wrijft Boeloeboeloe welgezind zijn oogskens uit.
Gezwind wipt hij uit zijn beddeken, dat hij deelt met zijn vier broers. Onder het afdak van palmbladeren is zijne moeder al doende met de mais te pletten.
BOENKE BOENKE BOENK, gaat het.
Het is een vertrouwd geluid op de groote plaats, bachten de hut.
Boeloeboeloe lokt Sikje, zijn geliefde geit en hurkt zichzelve naast het bontgevlekte dier.
Zachtjes spreekt hij haar toe wijl de melk in het houten potteken streuzelt.
Moeder maakt - gelijk elken ochtend - een dikke pap van geplette mais met lauwe melk van Sikje.
En of onzen deugniet ervan smult.
Daarna moet ons zwart vriendeken voortmaken. Het is ene lange wandeling naar de school van Pater Langbaard.
Boeloeboeloe zet er flink de pas in.
Tussen de groote boomen stapt hij gezwind het donkere woud in.
In de lommerte zie je onze donkerhuidige vriend bijkanst niet loopen.
Bij een poel, rust Boeleboeloe een wijle.
Hij gooit zijn roksken van blad'ren af en wast zichzelf.
Onze kameraad spettert wat af!!
Ooo, wat een vreugd is het hem alzoo te zien genieten.
Na het bad, wrijft de jongeling zich in met palmolie tot zijn bruin velleken blinkt gelijk eenen spiegel.
Ja, onze sloeber maakt zichzelve graag schoon. Het is een ijdel kereltje.
En verder gaat den tocht tot aan de school alwaar de blanke missionaris onze roetzwarte vriend alles leert over racisme, de Holocaust, Irak, kolonialisme, religieuze onverdraagzaamheid, ja, onze kleine vriend dient dringend beschaving bijgebracht te worden...

zaterdag 21 februari 2009

VERHALEN VAN BABU (DEEL II)

En terwijl we dieper Maasai-land binnenreden, bleef Babu maar vertellen.
Het was heerlijk om de gewoontes en de zeden van de Tanzanianen te leren kennen via iemand die er tegelijk middenin stond maar ondertussen ook een veel ruimere kijk op de wereld verworven had door het uitgebreid contact met Europeanen en Amerikanen; hoewel het bij de laatsten niet helemaal zeker is of hun kortzichtige houding iemands blik kan verruimen...

we reden door Loboni, de ronde hutjes van de Maasai hingen schilderachtig tegen groene heuvels geplakt. Het hele dorp was in handen van 1 man.
De chef had tientallen vrouwen, vierduizend stuks vee en driehonderd kinderen.
Aangezien de productieve man doorhad dat educatie de toekomst was, had ie maar gelijk een school gebouwd waar zijn hele meute kon ondergebracht worden.

We vorderden ook in de richting van het Iraqi volk en die kan je soms weer op een heel speciale manier herkennen.
Kinderen die veel huilden, hadden volgens een diep ingebakken geloof last van boze geesten in hun hersenpan.
De dorpsoudsten vonden er dan ook niet beter op dan met een gloeiend stuk ijzer het voorhoofd van de baby te brandmerken.
We stopten bij een eethuisje en zowel de dienster als de oude dorpsgek hadden een lange, grijze streep op hun voorhoofd.
Het was duidelijk dat deze twee flinke huilebalken waren geweest.
De rest van de dorpsjeugd zal vast flink wat gelachen hebben met de kneusjes...

En verder ging het over de stammen in Tanzania. Het zijn er honderdtwintig, elk met hun eigen gewoontes.
Ik vroeg Babu hoe het kwam dat er op het werk niet zoveel over je afkomst mocht gesproken worden terwijl het een doodgewone vraag was in een bar.
Het sleutelwoord hier was ndugunisation, een straatwoord naar analogie van nationalisation.
Ndugu is het woord voor broeder, niet in de familiale zin, maar eerder als stamgenoot.

Je mocht op het werk - in de verkenningsronde van een sollicitatie bijvoorbeeld - niet vragen naar de afkomst van de persoon die voor je zat.
Als je hem dan om een zeer geldige reden niet uitkoos, dan kon die persoon verongelijkt gaan doen en je naar het hoofd slingeren dat je het jobje aan je stamgenoot had gegeven.
Op het werk werd dus, althans niet in het begin, over je afkomst gepraat terwijl je in de winkel of in een bar ongegeneerd kon hengelen naar de herkomst van je buurman.

Daarna stak Babu nog een heel betoog af over de vier talen die het Kiswahili beinvloedden vanuit Afrikaanse kant, het Bantoe, het Nilotic, het Xhosa en het Cushitics, naast natuurlijk, van overzee, het Aabisch, Duits en Engels.
Op dat moment begon het me te duizelen en Babu, 1 en al voorkomendheid, zag dat mijn gedachten afdwaalden en wees me op de duizenden gnoes en bouwde zo het gesprek af.
Er viel een aangename stilte terwijl we verder door wondermooi Noord Tanzania hotsten...

dinsdag 17 februari 2009

VERRASSEND VALENTIJN (DEEL II)

Misschien heb ik vorig jaar iemand van de straat afgeholpen met mijn gedicht voor Valentijn en misschien lukt het dit jaar wel opnieuw met een nagelnieuwe ode...

Bijgevoegd uw handleiding voor een succesvolle verovering.

Gewoon forwarden naar de desbetreffende dame. Moet lukken!!


IK BEN HET WOLKJE EN JIJ BENT EEN ENGEL.

JIJ BENT EEN BLOEM EN IK MAAR EEN STENGEL.

IK BEN DE BUS MAAR JIJ BENT HET KRUIT;

IK BEN DE SCHIL MAAR JIJ BENT HET FRUIT.


IK BEN HALFZACHT EN JIJ BENT VEEL TAAIER.

JIJ BENT DE DOPE, JE MAAKT ME STEEDS HIGHER.

IK BEN DE INKT EN JIJ KAN GOED KUSSEN,

JE LIET JE STEMPEL WEL NA ONDERTUSSEN.


JIJ BENT STABIEL STRAND EN IK WOELIGE ZEE

EN IK WORD ZO SNEL ZEEZIEK, HET ZIT ME NIET MEE.

IK VOEL ME TOM BOONEN EN JIJ BENT DE SPRINT

SAMEN 1 TEAM DAT ALTIJD MAAR WINT.


IK BEN EEN BAKFIETS MAAR JIJ EEN BOLIDE,

IK EEN STUK WRAKHOUT MAAR JIJ BENT SOLIDE.

IK VIND JE ZO SMAAKVOL, IK VIND JE ZO LEKKER.

IK BEN SOMS LUI MAAR JIJ BENT MIJN WEKKER.


JE ZIT IN MIJN GEDACHTEN, JE WOONT IN MIJN HART;

JIJ MAAKT WEER WIT WAT IK ZIE ALS ZWART.

IK HOOP DAT JE VOOR ALTIJD BIJ ME BLIJF

WANT IK BEN JE VENT EN JIJ BENT MIJN WIJF

VERHALEN VAN BABU

Babu, mijn uiterst charmante gids bleef een niet opdrogende bron van informatie over het dagdagelijkse leven in Oost-Afrika, zowel op natuur- als op cultuurgebied.
Mijn verhandeling viel stil bij de giraffen en de bomen die een vrolijk deuntje floten telkens de wind opstak en Babu wist me nog wat interessants over die gracieuze dieren te vertellen.
Giraffen bevielen altijd staand en daar waren twee redenen voor. Eentje voor mama en eentje voor baby.
Een giraf, een en al puberachtig lange ledematen, was niet snel te been eens de roofdieren op het weerloze slachtoffer afkwamen.
Daarom werd gekozen voor een rechtstaande bevalling.
De reden voor de baby klonk iets resoluter.
Giraffen hebben een gigantisch hart.
Dat hebben ze ook nodig, willen ze het bloed elke keer naar dat lieve kopje pompen.
Moeder langnek perst er de kleine dus gewoon uit en baby valt een metertje of twee naar beneden waardoor de onzachte klap op de grond het enorme hart in werking stelt.
Een ruwe methode maar blijkbaar wel nodig...

Onderweg zagen we ook nog twee keer de harde wet van de natuur. Een hele groep gieren was de laatste restjes van een karkas aan het oppeuzelen en rond de bonte verzameling hongerige aaseters, liep een verloren gnoe-kalfje in grote, radeloze cirkels.
Het werd ons meteen duidelijk dat mama het slachtoffer geworden was van een paar roofdieren en dat het lichtbruine lieve kalfje het dessert zou zijn, nog voor de avond viel.

Een paar uren later zagen we een gazelle een jakhals op de vlucht jagen. Het leek de omgekeerde wereld wel. Wat moeder niet in de gaten had, was dat de collega jakhals - de deugnieten opereren altijd per twee - het ondertussen op de baby gemunt had.
Het weerloze slachtoffer werd tegen de grond gewerkt en het duurde eeuwen voor de kleine tandjes van de jakhals de slagader van het gazelle-jong doorboorden.
Met iets van spijt in zijn stem zei Babu: the nature is balancing...

maandag 16 februari 2009

DE KNUPPEL IN HET HOENDERHOK (DEEL IV)

Toen ik zaterdag terugkwam van een paar dagen geheelonthouding tijdens mijn wondermooie trip naar Suyan en Olakira, dwongen dieperliggende krachten me 's avonds gelijk de kroeg weer in.
Mijn horoscoop is tenslotte vis en die dieren laat je best niet te lang op het droge.
Ik had er afgesproken met Dominiek en Kristin, goeie vlaamse vrienden met het hart op de juiste plaats.

Kristin heeft het al langer dan vandaag moeilijk met de ontwikkelingshulp en ze wist me weer een prachtig verhaal te vertellen.

In Arusha kan je ook zelfgemaakte bitterballen eten bij Adje, een vrolijke Nederlander die ooit eens twee jaar de wereld rond fietste en zich nu te pletter werkt in de keuken van Ilboru Lodge.
Ad maakt er een punt van om altijd een praatje met zijn klanten te komen maken en dat is wat hij Kristin vertelde bij haar laatste bezoek.

Er was een hele groep Nederlanders neergestreken in zijn lodge en iedereen maakte een verslagen indruk.
Dat kwam zo.
Iemand uit Nederland had opgemerkt dat - ergens in Mwanza of zo aan het Victoriameer - er veel vrouwen werkloos thuis zaten terwijl hun mannen gingen vissen.
Waarom die vrouwen geen mogelijkheid geven om een centje bij te verdienen, aldus onze inventieve en altruistische noorderburen en hop, een nieuw project zag het levenslicht...

Een ideale opzet zou het naaien en verstellen van kleren zijn, zo werd overeengekomen.
Er werden in Nederland naaimachines gevonden die met de voet konden aangedreven worden. Zo slim waren onze buren wel om niet te vertrouwen op de elektriciteitsvoorziening in Tanzania.
Waar ze dan weer geen rekening mee gehouden hadden, was het feit dat die dingen stukken goedkoper waren in Tanzania, het transport nog niet eens meegerekend.
Maar goed, laten we dat een accident de parcours noemen.

De hele groep nu die bij Adje te gast was, kwam terug van een bezoek aan het project.
Met hooggespannen verwachtingen waren ze met zijn allen naar het Victoriameer afgereisd.
Daar zouden ze stralende gezichtjes zien van weldoorvoede roetzwarte kindjes en zouden ze beseffen dat ze hun midlifecrisis - nu de eigen kinderen het huis uit waren - goed besteed hadden middels het projecteren van hun moederlijke gevoelens op die arme zwartjes.
Van de naaimachines was niets meer te bespeuren.
De moed zonk hun in de schoenen.
Van het mooie project was niets over.
Wat er precies fout gelopen was, daar kwamen we niet achter.
Misschien was er geen afzetmarkt, misschien waren ze de markt uit geprijsd door de noodhulp-kleren die wij per ton naar ginder stuurden, maar 1 ding was zeker; de naaimachines werkten niet meer.
Toch niet waar ze voor gemaakt waren...
De echtgenoten-vissers hadden wel een boot maar helaas geen anker.
Alle naaimachines waren omgeschoold tot vissersmateriaal en rustten nu tijdens het vissen deeltijds op de bodem van het Victoriameer...

zondag 15 februari 2009

HET AARDS PARADIJS

Op donderdagochtend reden we de krater voorbij. Iedereen die er ooit geweest is kan dit beamen: het is en blijft een adembenemend zicht.
Helaas hadden wij geen tijd voor al dat moois, we moesten Suyan op dezelfde dag bereiken en het was een rit van een uur of tien. Toen we de Ngorongoro Conservation Area verlieten, reden we niemandsland binnen. We ploegden door het stof op een niet onderhouden piste en we reden temidden van duizenden en duizenden gnoes. De migratie zat net in het zuiden en februari is de maand waarin de kalfjes worden geboren. Hun ongeduldige moeders gaven hen een flink kwartier na de geboorte om te bekomen; daarna moesten de pasgeborenen het tempo van de groep volgen. Lange dagen in galop op zoek naar groener gras.

Na een flink eind veranderde het landschap. Rollende heuvels, vredig grazende koeien en ertussen nog altijd gnoes, zebra's en gazelles.
Het was werkelijk adembenemend.
Suyan kamp ligt ongetwijfeld in 1 van de mooiste stukjes Afrika...

zicht over de weidse vlakten van Piyaya
Simon, de manager had zelfs de regenboog aan-
gezet bij mijn aankomst. Helaas vergat ie ook
om de ventilator af te zetten 's nachts. Het storm-
de de ganse nacht...
de stijlvolle lounge voor het aperitief. Links de
dinner tafel. Met zijn allen samen, spannende
verhalen gegarandeerd.
zicht over Maasai land in Piyaya, het paradijs!
mijn eigen tentje, tegen de "kopjes"

zaterdag 14 februari 2009

EEN STEKELIGE DEFENSIE

Woensdagmiddag had ik plots genoeg van de eentonigheid op kantoor. Ik belde Julie die de operatiekant van alle kampen bestuurt en vroeg haar of ze jeeps zonder klanten in de aanbieding had.
Er reed de dag erop een Land Rover naar Suyan, op vrijdag ging er een open jeep voor onderhoud in de richting van Arusha waardoor ik na een kilometertje of tachtig kon opgepikt worden door de bevoorradingsjeep van Olakira, een ander kamp.
Op zaterdag tenslotte reed diezelfde bevoorradingsjeep naar Arusha terug.
Het mogelijke rondje was er dus; ik moest alleen nog mijn baas overtuigen.
Het groen licht kwam onmiddellijk en als een uiterst tevreden man nam ik donderdagochtend vroeg plaats naast Jackson, een zeer aimabele gids voor drie daagjes safari.
De man bleek een vat vol weetjes te zijn. We praatten over cultuur en taal, over natuur en over de invloed van het weer op het microklimaat in de krater.
Plots stopte Jackson naast een kleine accacia soort aan de kant van de weg.
De uitleg was zo fantastisch dat ik het gewoon verder moet vertellen.

We stonden dus naast de whistle-thorn-acacia; zo genoemd omdat de doornen floten telkens de wind opstak.
De acacia gedroeg zich als een bange blanke vlaams-belangen-man in een migranten wijk.
Er werden verschillende gradaties van zelfverdediging opgebouwd teneinde de giraf - die gek was op de blaadjes van deze plant - op andere gedachten te brengen.
Jackson had het achtereenvolgens over wat ik zou noemen: passieve defensie, actieve defensie, symbiose en communicatie.

De passieve defensie was de eenvoudigste vorm en daar heeft Darwin een verklaring voor in zijn"origin of species".
De plant had doornen ontwikkeld die langer waren dan de lengte van de blaadjes om de giraffen te ontmoedigen. Darwin maakte ons vroeger al duidelijk dat - in dit geval - planten met kortere of zelfs helemaal zonder doornen de honger van de giraffen niet overleefden waardoor dit dus een survival of the fittest werd.
Mooi maar dat hadden we toch al ergens anders ook gehoord.

De slimme plant had ook een actieve defensie. Jackson vroeg me de plant aan te raken om zo een hongerige giraf te simuleren. Ik weerstond de neiging om mijn nek voorover te buigen en van de smakelijk uitziende blaadjes te gaan snoepen dus tikte ik maar een beetje onhandig op de takjes.
Zo zou een giraf het vast doen, suste ik mezelf...
Uit het niets kwamen mieren aangesneld, allemaal in de richting van mijn hand.
Dat ze niets goeds van plan waren, had ik onmiddellijk in de smiezen en ik zette braaf een stapje achteruit.
De cocktailmier leeft in symbiose met de whistle thorn acacia en dat samenlevingscontract zit als volgt in elkaar. Als de jonge doornen van de nog kleine acacia beginnen te ontwikkelen, scheidden de mieren een chemisch bestanddeel af op de basis van de doorn. Daardoor gaat die opzetten en vormt er zich een bol, soms ter grootte van een okkernoot. Via de kleine gaatjes in de bol (waardoorheen de wind fluit) hebben de mieren toegang tot hun verblijfplaats.
Inwoon hebben ze al, kost krijgen ze doordat cocktailmieren zich enkel voeden met het sap van de acacia.
Die mieren zijn ook niet van gisteren en wanneer aan hun domicilie-adres geraakt wordt, trekken ze met zijn allen ten strijde. De tong en de snuit van de giraf wordt genadeloos aangevallen en de mieren jagen het beest op de vlucht met een sterk bijtend goedje.

Volgende stap in de actieve defensie is het afscheiden van sterke tannines in de sapstroom van zodra er aan de plant geraakt wordt. De blaadjes krijgen heel snel een slechte smaak en de giraf druipt ontgoocheld af, op zoek naar een ander buffet.

Ook daar is iets op gevonden. Het communicatienetwerk treedt in actie. De getroffen acacia scheidt een feromoon af dat door de wind de andere acacia's in de buurt bereikt. Die beginnen gelijk tannines vrij te geven en voor de giraf het goed en wel beseft, zijn de bladeren alweer niet te vreten...

Het is prachtig te horen hoe een plant zich wapent tegen mogelijke aanvallen alhoewel de giraffen ook wel inventief zijn als aan hun maaltijd geraakt wordt.
Doorheen de natuurlijke selectie hebben ze een tong ontwikkeld die bestand is tegen de prikken van de stekelige doornen.
En als ze de ene plant met rust moeten laten vanwege de slechte smaak, gaan ze gewoon bovenwinds op restaurant, daar komen de feromonen niet met een windvlaagje...

dinsdag 10 februari 2009

DE KNUPPEL IN HET HOENDERHOK (DEEL III)

Als je eigen schrijfsels je beginnen achtervolgen tijdens je dromen, moet er wel iets fout zijn.
Ik vraag me nu de hele tijd af of ik niet te kritisch bezig ben. Ik gooi het misschien allemaal teveel op een hoopje terwijl er zo veel mooie projecten met goedbedoelende mensen zijn.

Ik ontmoette ooit een vrouw die hier al jaren met haar man instond voor de gezondheidszorg in aan afgelegen streek van Tanzania. Soms waren er dokters, via een geldzameling in Europa, soms was er maanden niemand behalve zij twee.
Ze waren zich terdege bewust van het feit dat na hun vertrek - ze waren al een dagje ouder - de hele boel binnen de korste keren zou instorten. Toch bleven ze met opgewekt enthousiasme hun werk verder zetten.
Ze zei me: "zelfs als ik 1 persoon verder geholpen heb, is mijn leven hier niet voor niets geweest."
Wat valt daar tegenin te brengen?

Daarnaast is het heel duidelijk dat het niveau van het onderwijs jaren achterloopt. Er zijn geen middelen en er is geen vernieuwing. Ik heb het nooit meegemaakt maar het zou me niets verwonderen als de kwaliteit van het onderwijs nu in Tanzania die van Europa in de jaren vijftig benadert.
Met zijn honderd in een klasje, bek dicht en luisteren of lijfstraffen...

Ben ik verkeerd als ik denk dat het een goeie oplossing zou zijn te investeren in gezondheidszorg om het heden draaglijk te maken en in onderwijs om de toekomst veilig te stellen?
Met degelijk onderwijs zullen er ongetwijfeld gedreven en grote geesten opstaan. Jonge, enthousiaste mensen die hun land naar boven kunnen stuwen.
Al bij al weten zij best wat hier nodig is...

maandag 9 februari 2009

DE KNUPPEL IN HET HOENDERHOK (DEEL II)

Op mijn vorige post antwoordt Audrey zo treffend dat onze normen of waarden niet noodzakelijk de waarden van het ontwikkelingsland zijn.
Vandaag zal duidelijk worden dat we er onze waarden vanuit het westen enkel doorduwen mits belangrijke "voor"waarden.
Het schijnt schrijnend te zijn om mee te maken hoe grootschalige ontwikkelingsprojecten op poten gezet worden om onder andere ook de werkgelegenheid in de eigen streek op te krikken.
De hulp wordt aangeboden, het land in kwestie gaat er natuurlijk op in maar er wordt wel heel duidelijk gemaakt dat de materialen door het ontwikkelde land worden geleverd en dat wisselstukken of andere benodigdheden voor de toekomst vanuit het rijke westen moeten komen.
Daar heb ik drie bedenkingen bij.
Het gaat hier duidelijk niet om belangenloze inmenging vanuit Europa of Amerika; hier wordt duidelijk dat het erom gaat om ook een graantje mee te pikken en dan nog onder het mom van "wat zijn we toch altruistisch bezig"...

Ten tweede blijven ontwikkelingslanden hierbij afhankelijk van economische grootmachten met een stabiele munt terwijl zijzelf helemaal niet sterk staan en soms met steigerende inflaties te maken hebben. Wat eerst ongeveer gratis aangeboden werd, wordt plots een dure oplossing als het project in stand moet gehouden worden.
Logisch alweer dat het zaakje veel sneller stilgelegd wordt dan waar wij met al onze wijsdom op gerekend hadden.
Die domme, luie zwartjes toch....

Ten slotte zou het uit handen geven van alles wat rond de projecten mee verhandeld wordt ook een project op zich kunnen worden. Een groot deel van de logistiek, van de productie van bepaalde zaken die nodig zijn voor het project zou ook uit het ontwikkelingsland kunnen komen zodat de bewoners zichzelf eerder zien als medewerkers aan dan als ontvangers van "verbetering".
Hierbij wil ik dan zeker niet nalaten te vermelden dat de ingesteldheid hier van de lokale bevolking ook vaak te wensen overlaat door vijftig jaar cadeautjes-gewoonte.
Het is onderhand zonneklaar dat er gerekend wordt op steun uit het buitenland.
Mensen zijn het voor een stuk verleerd om zelf initiatief te tonen en de handen uit de mouwen te steken.

Verder speelt in heel veel ontwikkelingslanden de regering ook een vuil spelletje.
Paul Theroux stelt het zo; hij laat een docent politicologie uit Malawi aan het woord: "Alle hulpverlening heeft een politiek karakter. Toen dit land onafhankelijk werd, waren er heel weinig openbare instanties. Het heeft er daar nog steeds niet veel van. De donorlanden leveren geen bijdrage aan de ontwikkeling, ze handhaven een status-quo. Daar zijn polici gek op want verandering haten ze.
(..........)
De hulpverlening is niet van sociale of culturele aard en heeft bepaald geen economisch karakter.
De hulpverlening is 1 van de belangrijkste oorzaken van de onderontwikkeling in Afrika."

Ik ga ervan uit dat onze docent hier een beetje heel kort door de bocht gaat, maar het is toch altijd slikken als je zoiets leest....

zaterdag 7 februari 2009

DE KNUPPEL IN HET HOENDERHOK (DEEL I)

Laat ik nog maar eens de knuppel zijn die de ...wel...euh... de knuppel in het hoenderhok gooit.
Vorige week stond opnieuw een artikel in een lokale krant over het nut van ontwikkelingswerk. Daarin werd beweerd - door de ontwikkelingshelpers zelf - dat er vragen konden gesteld worden bij de gevolgen van het project.
Er werd namelijk een volledig dorp voorzien van elektriciteit op zonne-energie. Het idee erachter was mooi, de vooruitgang niet te stuiten.
Bijkomstig detail was nu wel dat er nieuwe noden gecreeerd werden en dat die niet altijd haalbaar bleken.
De uitbater van de lokale kroeg werd al onder druk gezet om een koelkast te kopen.
Jongeren zeurden hun ouders de oren van de kop voor een radio of zelfs een TV.
Waar hield dit op, zo vroegen de kritische geesten zich af, in een regio waar het gemiddelde inkomen op 1 dollar per dag lag.

Daarnaast spelen ook veel andere factoren mee. Ik sprak ooit een dokter die de resten van zijn kliniek ergens in de binnenlanden was gaan bezoeken.
Het hele hospitaal had tien jaar en twaalf dagen bestaan.
Tien jaar van hard werken, fondsen loskrijgen en een degelijke reputatie opbouwen.
Twaalf dagen na het vertrek van de laatste blanke dokter werden ook de laatste bedden en apparaten buitengerold door de lokale verplegers die zichzelf op die korte periode omgeschoold hadden tot koopmannen.
Het deed me denken aan de jongens die via een europese organisatie voetbalschoenen gekregen hadden.
Ze speelden een match en ze waren de gelukkigste voetballers ter wereld.
De dag erop liep het hele elftal weer blootsvoets tot grote verontwaardiging van de wilde weldoeners (die we eigenlijk allemaal willen zijn).
Hun verklaring was alweer zo helder als pompwater. "We hebben twee keer plezier gehad", aldus de uitgekookte jongetjes. "Een keer toen we het geluk mochten smaken met die schoenen te spelen en daarna nog een keer toen we het gezicht van onze broertjes en zusjes zagen omdat we thuiskwamen met geld voor eten..."
Als je leeft in het hier en nu - iets waar wij zoveel moeite mee hebben - en 's morgens nog niet weet of je 's avonds zult eten, dan zijn een leegstaand hospitaal en mooie voetbalschoenen niet meer dan een hulpmiddel voor die dag.
Dat een familielid misschien medische hulp zal nodig hebben binnen een maand, speelt op die dag echt geen rol.
Daarnaast is het tijdsbesef hier ook totaal anders.
Wat bij ons gerekend wordt als 1 generatie, is er in Afrika al gauw twee waard.
Mensen krijgen kinderen op jongere leeftijd, sterven vroeger, vervolmaken die cirkel nu eenmaal veel sneller dan gezonde westerlingen.
Logisch dan ook dat je niet zo ver vooruit denkt en dat projecten vaak heel snel fout lopen. Er is gewoon geen geheugen en geen ervaring.
Mensen hier hebben ten eerste andere dingen aan hun hoofd en kunnen ten tweede niet bouwen op ervaringen van hun voorgangers omdat die er gewoon niet meer zijn.

Paul theroux gaat in "Dark Star Safari" op zoek naar de school waar hij dertig jaar ervoor les gegeven had als jong en bevlogen ontwikkelingshelper.
De schoolgebouwen waren ondertussen omgevormd tot woningen en stallen maar wat hem nog het meeste trof, was dat hij niemand vond die zich ook nog maar iets herinnerde van die tijd toen de school een uitgebreide bibliotheek had, een team van enthousiaste leraars bezat, kortom een toekomst bood voor de jeugd van de streek.
Alles was op zo'n korte tijd uit het collectief geheugen gewist omdat de ouderen al gestorven waren en het verleden niet kon opboksen tegen de harde strijd in het heden.

In mijn volgende post komen er nog wat aspecten over ontwikkelingshulp aan bod.
Voor discussies hieromtrent is er altijd ruimte zolang niemand me ziet als de cynische zwartkijker.
We zijn allemaal te bang om te durven veronderstellen dat het niet allemaal zoveel zin heeft als we willen aannemen, om in te zien dat onze visie niet strookt met de noden hier, dat onze hulp hier niet in opperste dankbaarheid aanvaard wordt...
Voor alle duidelijkheid: ik heb het veel meer voor kleinschalige projecten en ik zal nooit het nut minimaliseren van ziekenzorg en opvoeding, en van noodhulp in getroffen gebieden; ik wil enkel het nut van grote projecten in vraag stellen...

maandag 2 februari 2009

DIT IS AFRIKA (DEEL III)

Een laatste deeltje toch maar over de communicatie tussen Noord en Zuid, wit en zwart, weinig-vooruitziend en overgeorganiseerd, laat-maar-waaien en rat-race...
Hierna hou ik op, straks wordt het een running gag, een opsomming van anecdotes waarbij het respect het verliest van spot.
Nog eentje dan om het af te leren.
Gisteren ontmoette ik Benoit, een Waal die sinds jaar en dag in Afrika woont.
Hij begon ooit als vrijwilliger bij FMS; een job die bij mij zoveel respect afdwingt dat alle negatieve kantjes van een persoon erbij in het niets verdwijnen.
Wie doet het ze na? Een zware en dure opleiding tot een goed eind brengen en kiezen voor een gevaarlijke job waarbij je niet meer dan 150 euro per maand verdient terwijl je bij een commerciele maatschappij flink wat meer kan binnenrijven.
Benoit heeft nog een korter lontje dan ik en kan op geregelde basis in hevige toorn ontsteken wanneer de zaken niet lopen zoals hij het zich had voorgesteld.
Daar kom je dan voor in Afrika wonen...

Ik vertelde hem mijn avonturen zoals ze in mijn laatste post staan en de piloot haalde gelijk nog een paar leuke anecdotes aan.
Op een dag was hij met veel moeite geland, ergens aan de rand van de rift valley.
Het had hard geregend en het gras was hoog opgeschoten.
Benoit riep er de dorpsoudste bij, wees hem op het gevaar en zei bij wijze van verduidelijking dat hij niet eens de wielen van zijn vliegtuig kon zien.
Hij zou een half uurtje blijven en wilde dan op een veilige manier kunnen opstijgen.
Bij zijn vertrek had iemand inderdaad enige actie ondernomen.
Rondom het vliegtuig was alle gras in een straal van een metertje of twee gemaaid.
De wielen waren perfect zichtbaar....

Op een andere keer landde een collega op een grasstrip en kon nog net een flink gat van een meter diep en een meter in het vierkant ontwijken, midden op de landingspiste.
Hij wees de dorpsbewoners op het gevaar en vertelde hen dat het vliegtuig volgende week niet zou landen als het gat niet opgevuld was.
De week erop was Benoit aan de beurt.
Zoals altijd werd er eerst laag over de landingspiste gevlogen om eventuele problemen te kunnen vaststellen.
Het gat was netjes opgevuld, zoveel was duidelijk.
Om een gat op te vullen heb je evenwel aarde nodig.
U voelt de bui vast al hangen.
Net naast het opgevulde gat was - netjes op de landingsstrip - een nieuw gat gegraven om het oude op te vullen...