Translate

dinsdag 6 juni 2023

AFRIKAANSE VERTELSKELKES (DEEL II)

 Er wordt heel veel gewerkt nu het piekseizoen eraan komt dus wordt er niet meer zoveel nagedacht over de toestand van de wereld in het algemeen en die van Tanzania in het bijzonder.

Later we het daarom over toevallige gebeurtenissen hebben:

Het voorbije weekend konden we de wereldberoemde Kili Fair bezoeken waar alles wat met toerisme te maken heeft, samenkomt zodat we aan netten kunnen werken.
Het geheel wordt opgetrokken in tenten die bij de aanvang maagdelijk wit zijn op 'Magareza'.
Magareza betekent letterlijk gevangenis dus ik neem aan dat die lap grond aan het gevangeniswezen toebehoort.

Het gevaar van een bezoek aan de Kili Fair bestaat hierin dat je vrienden of kennissen ontmoet die je al eventjes niet meer gezien hebt waarbij dan - op zijn Afrikaans - dringend moet verbroederd worden.
Voeg daarbij de aanwezigheid van talloze wijnleveranciers die je graag eens laten proeven, samen met tientallen andere drankgelegenheden en iedereen begrijpt al waar dat heen gaat.


De Magareza-gronden zijn ook niet voorzien van de meest vlakke ondergronden dus net zoals bij een Vlaamse cyclocross (wat eigenlijk een verdoken reden is om te veel te drinken), zie je tegen het eind van de namiddag mensen houterig rondsukkelen op de oneffen ondergrond.
Daarbij dient altijd een heel ernstig gezicht te worden opgezet, om aan te geven dat je het allemaal wel onder controle hebt, terwijl de benen al lang niet meer meewillen.




Toen alles nog deftig was en iedereen zich gedroeg, wandelde ik met goeie vriend Boniface wat rond terwijl ik de hele tijd aan andere mensen werd voorgesteld, want Boniface schijnt gewoon iedereen te kennen.
Zo kwam het dat Boni op een bepaald moment vroeg of ik tevreden was over onze Kilimanjaro-gidsen want hij had iemand in onze richting zien wandelen.
Opnieuw werd ik voorgesteld aan een nieuw gezicht met daaronder een atletisch lichaam.
"Deze man kent de Kili het best," werd me verzekerd en toen ging mijn vriend schuin achter me staan terwijl hij keer op keer in mijn oor siste dat ik mijn gesprekspartner moest vragen hoeveel keer hij de berg al beklommen had.

Dus nam ik mijn aanloop en vroeg ik de man of hij al eens van de Kilimanjaro gehoord had.
Een verwonderde stilte viel.
Boniface was sprakeloos door zoveel stomheid en fluisterde nog maar eens met aandrang dat ik naar het aantal beklimmingen moest vragen.
Hij zei het zo luid dat de gids het ook kon horen.
De man keek me heel plechtstatig aan en zei dat hij in het Guinness Book of Records stond met het grootste aantal beklimmingen.

Hij liet een stilte vallen en zei toen 'vierhonderd' waarna hij opnieuw zweeg en me afwachtend aankeek.
Deze man was dus in zijn leven vierhonderd keer op en neer geweest op een berg van zes kilometer hoog. Een prestatie om van achterover te vallen. Zolang je niet aan het klimmen bent.

Het werd schemerdonker, de stemmen werden luider, de stappen onvaster en de glazen werden sneller opnieuw gevuld dus ik achtte de tijd rijp om naar huis te gaan.
Buiten aan het domein stonden jonge kerels met hun 125cc brommertjes.
Ik onderhandelde eventjes over de prijs en voor minder dan een dollar kon ik naar huis gebracht worden, achterop een miniem motorfietsje.
"Als we daar nu eens twee dollar van maken, knaapje", zei ik, "maar dan rijd ik met je machine."
Een wild gehuil steeg op uit de groep.
Dat wilden ze nog wel eens zien, een blanke die na vier meter tegen dek ging en dan nog niet eens met hun motortje.

Mijn chauffeur woog het gevaar af tegen de extra dollar en gaf me de sleutels.
Ik sukkelde eventjes om het ding in neutraal te krijgen wat de opwinding in de groep enkel vergrootte.
Dit wordt fantastisch, dachten ze allemaal.
Mijn chauffeur stapte achterop, ik zette de versnelling in eerste en tot mijn eigen grote opluchting tufte ik vlotjes weg.
We kwamen bij mijn straatje waar het asfalt ophield en waar de plassen en de modder begonnen.
Ik had het wendbaar motortje ondertussen voldoende onder de knie en gaf flink wat gas bij.
Mijn collega hapte even hoorbaar naar adem maar bleef toch zwijgen. Hij dacht waarschijnlijk aan een gebrek aan toekomstige inkomsten nu ik zijn brommer in de vernieling zou rijden.

We kwamen aan de eerste bocht en, ietwat overmoedig door de paar glazen wijn, gingen we er in een flinke vaart doorheen terwijl het achterwiel zelfs eventjes uitbrak.
Achterop voelde ik iemand zijn beenspieren opspannen want zijn knieƫn duwden nu wel flink tegen mijn benen.
We kwamen thuis aan en de jongen was zichtbaar opgelucht dat we allebei nog in leven waren.
Ik keek hem vrolijk aan en zag toen pas dat de rotvaart door de modder de kleren van de jongen duidelijker bruiner had gemaakt. Ook ikzelf zat helemaal onder de spatten, stelde ik vast...

Op die typische Tanzaniaanse manier haalde hij zijn schouders op - ach die kleren worden wel weer schoon - en hij keerde zijn voertuig zodat hij aan zijn vrienden over ons avontuur kon gaan opscheppen.