Translate

woensdag 20 december 2017

EEN POTJE OUWE-UBEREN

Gedurende anderhalve maand nu rijd ik dagelijks door Albuquerque en pik de meest diverse passagiers af om die dan wat verder weer af te zetten (anders wordt het al gauw te vol in de auto).

Wat hebben we zo allemaal geleerd?


  • het voordeel van deze job, ook al betaalt het ronduit slecht, is dat ik in deze korte periode meer geleerd heb over de US en The Duke City dan in mijn hele leven ervoor. Iedereen heeft wel een verhaal klaar - Amerikanen praten veel makkelijker dan Europeanen, lijkt me - dat je een nieuwe inkijk geeft op de zeden en gewoontes in dit enorme land.
  • proefondervindelijk onderzocht: niet meer dan 15% van mijn medebewoners hebben een paspoort. Voeg daar nog bij dat het land opvallend op zichzelf focust in de media en dit vertaalt zich dan in stiltes als Europa genoemd wordt, of nog erger Belgie en het gesprek valt helemaal dood wanneer Tanzania ter sprake komt of Myanmar (net boven Thailand voeg ik daar dan altijd bij maar niet zeker of dat ook helpt).
  • Haaks tegenover dat beperkte wereldbeeld staat dan de trotse houding die hoort bij de onwrikbare zekerheid dat het Amerikaans staatsburgerschap het beste is wat een mens kan overkomen. De gemiddelde Amerikaan is er rotsvast van overtuigd dat hun waarden en gedragingen de rest van de wereld strontjaloers maken.
    Daar ben ik dan weer niet zo zeker van maar ik hou netjes mijn mond. Een fooitje is altijd welkom...
  • Het is slecht gesteld met de geografische kennis maar ook de rest van de wetenschap kan wel een extra duwtje in de rug gebruiken.
    Wat te denken van de net afgestuurde universiteitsstudente die de mist ziet die over de vallei hangt in de ochtend en hierbij besluit dat dat de rook is van de bosbranden in California.
    (gewoon je mond houden, Jan, zelfs geen sarcastisch antwoord verzinnen - je wordt elke dag iets wijzer dankzij die gozers).
  • mensen uit Albuquerque zijn meestal niet trots op hun stad. Elke keer opnieuw komt de vraag "wat deed je in hemelsnaam besluiten om in Albuquerque te komen wonen?".
    Mijn antwoord dat ik het hier nog altijd reuze-aangenaam vind, verzacht dan weer hun pijn van in dit boerengat opgegroeid te zijn.
  • Als laatste ook nog meegeven dat die stoere, alom gevreesde en gerespecteerde politiemannen eigenlijk wel je vriend zijn.
    Ik word opgeroepen en vind enkel een agent naast zijn auto en een verkleumd mevrouwtje dat een karretje met al haar bezittingen bijheeft.
    Mary moet een paar kilometer verder naar haar vaste stek bij een supermarkt waar ze haar "kamp' heeft gemaakt zoals ze zelf zegt en heeft last van haar benen.
    Mike heeft een Uber besteld (en daar dan ook op voorhand voor betaald want anders komt ie niet) en vraagt me of ik het niet erg zou vinden om Mary naar Smith's te brengen.
    Hij stopt me nog $10 toe voor de moeite en daar gaan we, Mary en ik.
    De echtgenoot van het mevrouwtje is gewond geraakt op zijn werk en dan maar meteen ontslagen - zo gaat dat dikwijls hier - en de maand erop stonden ze op straat. Echtgenoot ligt momenteel in het ziekenhuis en Mary gaat hem nu en dan eens bezoeken als ze iemand vindt die op haar rommeltje past. Ik denk aan de gescheurde plasticzakken met wat oude dekens en kleren in de koffer en verbijt mijn tranen.
    Mary wijst me de weg achterom de supermarkt en tussen de paletten en de afvalcontainers zet ik haar bezittingen af en geef ik haar de tien dollar van Mike. We hebben zelf niet veel momenteel maar er zijn er altijd die het slechter hebben...